ECLI:NL:CRVB:2022:291
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten bestuurderskaart
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant, die sinds 2013 bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet (PW), had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van een bestuurderskaart. Het college van burgemeester en wethouders van Gulpen-Wittem had deze aanvraag afgewezen, omdat de kosten niet noodzakelijk zouden zijn. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, maar had het college wel veroordeeld in de proceskosten.
De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat het bezit van een bestuurderskaart noodzakelijk is voor het vinden van werk als beroepschauffeur. De kosten voor de bestuurderskaart zijn volgens de Raad geen noodzakelijke kosten waarvoor bijzondere bijstand kan worden verleend. De Raad heeft ook geoordeeld dat de vergoeding van de kosten voor een nascholingscursus in het kader van re-integratie niet betekent dat er ook recht op bijzondere bijstand voor de bestuurderskaart bestaat.
De Raad heeft het hoger beroep van de appellant afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien de appellant geen procesbelang meer had bij de beoordeling van zijn hoger beroep, gezien de vrijstelling van arbeidsverplichtingen die hem was verleend.