ECLI:NL:CRVB:2022:558
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor stofferingskosten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die sinds 10 februari 2017 bijstand ontving op basis van de Participatiewet, had op 19 juli 2018 bijzondere bijstand aangevraagd voor stofferingskosten in verband met een nieuwe huurovereenkomst. Het college van burgemeester en wethouders van 's-Gravenhage had echter vastgesteld dat de appellant geen kosten had gemaakt voor de stoffering van zijn nieuwe woonruimte, waardoor de aanvraag voor bijzondere bijstand werd afgewezen. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de appellant betoogd dat ten onrechte geen bijzondere bijstand is verleend. De Raad heeft echter vastgesteld dat de appellant per 1 oktober 2018 op een ander adres is gaan wonen en dat er geen kosten voor stoffering zijn gemaakt. Hierdoor is niet voldaan aan de voorwaarden voor het verlenen van bijzondere bijstand. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, omdat de kosten zich niet voordoen en er geen noodzaak is voor bijzondere bijstand.
De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder bijzondere bijstand kan worden verleend, met name dat de kosten daadwerkelijk moeten bestaan en noodzakelijk moeten zijn. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak is openbaar gedaan.