ECLI:NL:CRVB:2022:930
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verplichting tot het verkrijgen van kinderalimentatie in het kader van bijstandsverlening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die sinds 24 april 2014 bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet (PW), kreeg de verplichting opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van Ridderkerk om een procedure te starten voor het verkrijgen van kinderalimentatie voor haar dochter. Deze verplichting was gebaseerd op artikel 55 van de PW, waarbij het college bevoegd was om deze verplichting op te leggen. Appellante heeft niet kunnen aantonen dat het onredelijk was om van haar te verlangen dat zij de aanspraak op kinderalimentatie te gelde maakt.
De rechtbank had eerder het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat appellante aanspraak had op kinderalimentatie van de vader van haar dochter en dat deze alimentatie als middel in de zin van artikel 31 van de PW moet worden aangemerkt. De bijstand wordt verstrekt als gezinsbijstand, wat betekent dat de middelen van alle gezinsleden, inclusief kinderalimentatie, in aanmerking worden genomen. Appellante had geen concrete verifieerbare stukken overlegd die haar stelling onderbouwden dat zij niet in staat was om de aanspraak op kinderalimentatie te gelde te maken.
In hoger beroep herhaalde appellante haar eerdere argumenten, maar de Raad oordeelde dat de rechtbank gemotiveerd op deze gronden was ingegaan en dat appellante geen nieuwe redenen had aangedragen die de eerdere beslissing konden ondermijnen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.