ECLI:NL:CRVB:2022:935

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 april 2022
Publicatiedatum
4 mei 2022
Zaaknummer
20/2402 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant in het kader van de Wet WIA

In deze zaak gaat het om de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Appellant, die als beveiliger werkte, heeft zich op 10 oktober 2016 ziek gemeld na een behandeling voor een Hodgkin-lymfoom. Het Uwv heeft op basis van een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) vastgesteld dat appellant met ingang van 8 oktober 2018 71,67% arbeidsongeschikt is. Appellant is het niet eens met deze beoordeling en heeft hoger beroep ingesteld.

De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarin werd geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om aanvullende of zwaardere beperkingen aan te nemen, en dat appellant zijn standpunt in hoger beroep niet met nieuwe medische informatie heeft onderbouwd. De rechtbank volgde ook het oordeel van het Uwv dat de geselecteerde functies voor appellant in medisch opzicht geschikt zijn, ondanks de bezwaren van appellant over de uitleg van de FML.

De Raad heeft vastgesteld dat de FML correct is toegepast en dat de geselecteerde functies voldoen aan de medische beperkingen van appellant. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en het hoger beroep van appellant is afgewezen. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

20 2402 WIA

Datum uitspraak: 21 april 2022
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 26 mei 2020, 19/2329 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. A.L.M. Vreeswijk, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via videobellen plaatsgevonden op 10 maart 2022. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Vreeswijk. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Sluijs.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant is laatstelijk werkzaam geweest als beveiliger voor 40 uur per week. Op
10 oktober 2016 heeft appellant zich ziek gemeld met pijn- en vermoeidheidsklachten nadat hij was behandeld in verband met een Hodgkin-lymfoom. In het kader van een aanvraag op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) heeft appellant op
16 juli 2018 het spreekuur bezocht van een arts. Deze arts heeft vastgesteld dat appellant belastbaar is met inachtneming van de beperkingen die hij heeft neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 7 augustus 2018. Daarbij is onder meer een urenbeperking aangenomen van maximaal 5 uur per dag en maximaal 25 uur per week. Een arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat appellant niet meer geschikt is voor het laatstelijk verrichte werk. Hij heeft vervolgens functies geselecteerd en op basis van de drie functies met de hoogste lonen de mate van arbeidsongeschiktheid berekend. Bij besluit van 22 augustus 2018 heeft het Uwv appellant met ingang van 8 oktober 2018 een loongerelateerde
WGA-uitkering toegekend, omdat hij met ingang van die datum 62,27% arbeidsongeschikt is.
1.2.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 22 augustus 2018. In het kader daarvan heeft appellant op 13 februari 2019 het spreekuur bezocht van een verzekeringsarts bezwaar en beroep. Deze arts heeft op basis van zijn onderzoek vastgesteld dat er een zwaardere urenbeperking en een aanvullende beperking op het onderdeel traplopen moet worden aangenomen. Appellant kan gelet op zijn vermoeidheidsklachten en slaap- en rusttijden slechts gemiddeld ongeveer 4 uur per dag en gemiddeld ongeveer 20 uur per week werken en is daarnaast fysiek beperkt voor traplopen tot tenminste één keer één trap op- of aflopen. Deze beperkingen zijn neergelegd in een gewijzigde FML van 21 februari 2019. Op basis van de gewijzigde FML heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep twee eerder geselecteerde functies laten vallen en twee nieuwe functies geselecteerd en de mate van arbeidsongeschiktheid berekend op 71,67%. Bij bestreden besluit van 11 maart 2019 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar gegrond verklaard en de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 71,67%.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv een zorgvuldig medisch onderzoek heeft verricht en dat geen aanleiding bestaat te twijfelen aan de juistheid van de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de door appellant aangedragen klachten onderkend en, rekening houdend met het pijnsyndroom, de doorgemaakte maligniteit en de verwerkingsproblematiek, verschillende fysieke beperkingen en een urenbeperking van gemiddeld ongeveer 4 uur per dag aangenomen. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat geen aanleiding verdergaande beperkingen aan te nemen. Wat betreft de arbeidskundige beoordeling heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in zijn rapport van 5 november 2019 verduidelijkt dat appellant gemiddeld ongeveer 4 uur per dag belastbaar is en dat een patroon van maximaal 4,5 uur per dag alleen is toegestaan mits het totaal aantal uren per week niet veel groter is dan 20 uur per week. Wat betreft de geselecteerde functie van medewerker beddenreiniging (sbc-code 111112) stelt de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep dat het arbeidspatroon in deze functie maximaal 4,5 uur per dag bedraagt. Ook blijkt dat de werkweek in deze functie gemiddeld 13,5 uur per week bedraagt. In een werkweek zullen daarom ook dagen voorkomen van minder dan 4,5 uur per dag. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten gevonden om aan te nemen dat de geduide functies door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in medisch opzicht voor appellant ongeschikt zijn.
3.1.
In hoger beroep heeft appellant zijn standpunt gehandhaafd dat het onderzoek van de verzekeringsartsen onzorgvuldig moet worden geacht. Over de medische beoordeling heeft appellant zijn standpunt gehandhaafd dat ten onrechte geen grotere urenbeperking is aangenomen. Appellant heeft pijnen, slaapt overdag drie tot vier uur en moet recupereren na inspanning vanwege vermoeidheid na kankerbehandeling en in verband met long- en psychische problemen. De motivering kan de aangenomen urenbeperking niet dragen en is niet consistent. De uitleg voor gemiddeld 4 uur per dag is verschoven naar gemiddeld 4,5 uur per dag. Het is volgens appellant ontoelaatbaar dat de FML anders wordt uitgelegd om de geselecteerde functies geschikt te maken.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.
Van gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid van een verzekerde is op grond van artikel 5 van de Wet WIA sprake als hij als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van onder meer ziekte of gebrek slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Op grond van artikel 6, eerste lid, van de Wet WIA wordt de beoordeling of iemand volledig en duurzaam arbeidsongeschikt of gedeeltelijk arbeidsgeschikt is gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek.
4.2.
In geschil is de vraag of het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant in de zin van de Wet WIA terecht met ingang van 8 oktober 2018 heeft vastgesteld op 71,67%.
4.3.
De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden en voldoet aan de daaraan te stellen eisen. De primaire arts heeft dossierstudie verricht, appellant op een spreekuur gezien waar beperkt lichamelijk en psychisch onderzoek is verricht en is gesproken over de verschillende klachten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eveneens dossierstudie verricht en appellant op een spreekuur gezien waar lichamelijk en psychisch onderzoek heeft plaatsgevonden. Niet gebleken is dat de (verzekerings)artsen een onjuist of onvolledig beeld hadden van de medische situatie van appellant.
4.4.
De rechtbank wordt ook gevolgd in het oordeel dat geen aanleiding bestaat aanvullende of zwaardere beperkingen aan te nemen. Appellant heeft in hoger beroep zijn standpunt daarover niet met (nieuwe) medische informatie onderbouwd.
4.5.
De grond dat de FML door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep onjuist is uitgelegd, slaagt niet. Volgens de FML van 21 februari 2019 kan appellant gemiddeld ongeveer 4 uur per dag en gemiddeld ongeveer 20 uur per week werken. Dit betekent dat, zoals de gemachtigde van appellant ter zitting van de Raad ook heeft onderkend, een incidenteel iets langere werkdag is toegestaan. De stelling van appellant dat het bij de functie van medewerker beddenreiniging in de praktijk gaat om een méér dan incidenteel langere werkdagen en dat die functie daarom niet aansluit bij de FML, wordt niet gevolgd. Immers, zoals ook de rechtbank al heeft opgemerkt betreft het een functie met een werkweek van gemiddeld 13.5 uur per week, ruim beneden met maximaal toegestane aantal uren per week dus. Er wordt gewerkt van maandag tot en met vrijdag. Een arbeidspatroon van vier keer 4,5 uur per dag zoals genoemd door appellant is in deze functie dus niet aan de orde. In een werkweek zullen ook dagen voorkomen waarop (veel) minder dan 4,5 uur wordt gewerkt.
4.6.
Uitgaande van de juistheid van de opgestelde FML wordt de rechtbank gevolgd in het oordeel dat de geselecteerde functies voor appellant in medisch opzicht geschikt zijn.
4.7.
Uit 4.1 tot en met 4.6 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend als voorzitter, in tegenwoordigheid van E.X.R. Yi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 april 2022.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) E.X.R. Yi