ECLI:NL:CRVB:2022:952

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 april 2022
Publicatiedatum
9 mei 2022
Zaaknummer
21/2495 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag ouderdomspensioen wegens gebrek aan verzekering voor de AOW en huwelijkse tijdvakken

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De betrokkene, geboren in 1954 en woonachtig in Marokko, had op 10 juli 2019 een aanvraag voor ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) ingediend. Deze aanvraag werd op 17 januari 2020 door de Sociale verzekeringsbank (Svb) afgewezen, omdat betrokkene nooit in Nederland had gewoond of gewerkt en geen aanspraak kon maken op huwelijkse tijdvakken. Het bezwaar van betrokkene tegen deze afwijzing werd door de Svb ongegrond verklaard op 4 april 2020.

De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van betrokkene tegen de afwijzing ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep. Tijdens de zitting op 11 maart 2022 was betrokkene niet aanwezig, maar de Svb werd vertegenwoordigd door mr. A.F.L.B. Metz. Betrokkene voerde in hoger beroep aan dat haar echtgenoot in Nederland verzekerd was geweest en dat zij recht had op ouderdomspensioen, mede gezien haar medische situatie en arbeidsongeschiktheid.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat betrokkene niet verzekerd was geweest voor de AOW en dat er geen recht op huwelijkse tijdvakken bestond, aangezien de verzekering van haar echtgenoot al was geëindigd vóór hun huwelijksdatum. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag voor ouderdomspensioen terecht was. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

21.2495 AOW

Datum uitspraak: 22 april 2022
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 28 mei 2021, 20/4068 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[betrokkene] te [woonplaats], Marokko (betrokkene)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Betrokkene heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 maart 2022. Betrokkene is niet verschenen. Het Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.F.L.B. Metz.

OVERWEGINGEN

1.1.
Betrokkene is in 1954 geboren, woont in Marokko en is op [trouwdatum] 1999 getrouwd. Haar echtgenoot heeft voor het huwelijk enige jaren in Nederland gewerkt en is op [sterfdatum] 2011 overleden. Betrokkene heeft op 10 juli 2019 een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) aangevraagd. In een besluit van 17 januari 2020 heeft de Svb de aanvraag afgewezen.
1.2
Het bezwaar van betrokkene tegen dit besluit heeft de Svb in een besluit van 4 april 2020 ongegrond verklaard. Daarin is vastgesteld dat betrokkene geen recht heeft op ouderdomspensioen omdat zij nooit in Nederland heeft gewoond of gewerkt en zij geen aanspraak kan maken op zogenoemde huwelijkse tijdvakken.
2. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 4 april 2020 ongegrond verklaard. Volgens de rechtbank is betrokkene niet verzekerd geweest voor de AOW. Ook is er geen aanspraak op huwelijkse tijdvakken omdat betrokkene pas is getrouwd toen haar echtgenoot niet meer verzekerd was voor de AOW.
3.1.
Betrokkene stelt in hoger beroep dat zij recht heeft op ouderdomspensioen. Volgens betrokkene is haar echtgenoot in Nederland verzekerd geweest. Betrokkene voert aan dat zij ziek is en onder medische behandeling is. Ook stelt betrokkene dat zij meer dan 85% arbeidsongeschikt is, geen activiteiten kan ondernemen en geen uitkering of andere inkomsten heeft.
3.2.
De Svb heeft in hoger beroep gesteld dat de aanvraag terecht is afgewezen omdat betrokkene niet verzekerd is geweest voor de AOW en geen aanspraak kan maken op huwelijkse tijdvakken. Ter zitting heeft de Svb het incidenteel hoger beroep ingetrokken.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.
Tussen partijen is in geschil of de rechtbank terecht heeft geconcludeerd dat betrokkene geen recht heeft op ouderdomspensioen en het beroep terecht ongegrond heeft verklaard.
4.2.
Betrokkene heeft niet betwist dat zij zelf nooit in Nederland heeft gewoond of gewerkt en ook niet op een andere (zelfstandige) grond verzekerd is geweest voor de AOW. Ook met toepassing van het Algemeen verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko heeft betrokkene geen aanspraak op ouderdomspensioen. Betrokkene heeft geen huwelijkse tijdvakken vervuld, omdat de verzekering van de echtgenoot voor de AOW al was geëindigd vóór de huwelijksdatum.
4.3.
De omstandigheid dat betrokkene ziek en onder medische behandeling is, leidt er niet toe dat zij aanspraak heeft op ouderdomspensioen. Dat geldt ook voor de overige omstandigheden die betrokkene heeft aangevoerd.
4.4.
Geconcludeerd wordt dat de rechtbank het beroep terecht ongegrond heeft verklaard omdat betrokkene geen recht heeft op ouderdomspensioen.
4.5.
Uit overweging 4.1 tot en met 4.4 volgt dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep de bevestigt aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van M.E. van Donk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 april 2022.
(getekend) T.L. de Vries
(getekend) M.E. van Donk
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip verzekerde.