ECLI:NL:CRVB:2022:952
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag ouderdomspensioen wegens gebrek aan verzekering voor de AOW en huwelijkse tijdvakken
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De betrokkene, geboren in 1954 en woonachtig in Marokko, had op 10 juli 2019 een aanvraag voor ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) ingediend. Deze aanvraag werd op 17 januari 2020 door de Sociale verzekeringsbank (Svb) afgewezen, omdat betrokkene nooit in Nederland had gewoond of gewerkt en geen aanspraak kon maken op huwelijkse tijdvakken. Het bezwaar van betrokkene tegen deze afwijzing werd door de Svb ongegrond verklaard op 4 april 2020.
De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van betrokkene tegen de afwijzing ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep. Tijdens de zitting op 11 maart 2022 was betrokkene niet aanwezig, maar de Svb werd vertegenwoordigd door mr. A.F.L.B. Metz. Betrokkene voerde in hoger beroep aan dat haar echtgenoot in Nederland verzekerd was geweest en dat zij recht had op ouderdomspensioen, mede gezien haar medische situatie en arbeidsongeschiktheid.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat betrokkene niet verzekerd was geweest voor de AOW en dat er geen recht op huwelijkse tijdvakken bestond, aangezien de verzekering van haar echtgenoot al was geëindigd vóór hun huwelijksdatum. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag voor ouderdomspensioen terecht was. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.