ECLI:NL:CRVB:2023:1345

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
23/771 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens te late indiening

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 juli 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb). Het hoger beroep was ingediend tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 5 december 2022. De Centrale Raad oordeelde dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend, aangezien de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt en deze termijn op 30 januari 2023 afliep. Het beroepschrift was gedateerd op 9 februari 2023 en werd op 7 maart 2022 ontvangen, terwijl het poststempel op de enveloppe aangaf dat het op 10 februari 2022 ter post was bezorgd. Hierdoor werd vastgesteld dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend.

De Raad overwoog dat, hoewel er mogelijkheden zijn voor een niet-ontvankelijkverklaring te vermijden indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest, de argumenten van de appellant niet voldoende waren. De appellant had aangevoerd dat de vertraging te wijten was aan de PTT, maar de Raad oordeelde dat dit geen grond vormde om aan te nemen dat de appellant niet in verzuim was. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep was dus dat het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard, zonder verder onderzoek te doen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van griffier E. Blijleven, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan de mogelijkheid open om binnen zes weken schriftelijk verzet te doen.

Uitspraak

Datum uitspraak: 13 juli 2023
23/771 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
5 december 2022, 20/4650 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in met ingang van de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 19 december 2022 aangetekend in afschrift aan partijen toegezonden.
Het beroepschrift is op 9 februari 2023 gedateerd en op 7 maart 2022 ontvangen. Het is, gezien de poststempel op de enveloppe, op 10 februari 2022 ter post bezorgd.
Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft
niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Bij brief van 20 maart 2023 is aan appellant gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
Appellant heeft daarop bij brief van 12 april 2022 (bij de Raad ontvangen op 28 april 2022) geantwoord dat het aan de PTT ligt dat zijn hoger beroep te laat is ontvangen en dat hij zijn hoger beroep tijdig heeft geschreven en verzonden.
Wat appellant heeft aangevoerd, bevat geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
In dat verband wordt overwogen dat de termijn voor het indienen van hoger beroep op
30 januari 2023 afliep. Het hoger beroep is na die termijn gedateerd en ook na die termijn gepost.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van
E. Blijleven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 juli 2023.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) E. Blijleven
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.

EB

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale) déclare le recours interjeté
non-recevable.
(signé par) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(signé par) E. Blijleven
Par conséquent, décidée par M.A.H. van Dalen-van Bekkum en présence de E. Blijleven en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public 13 juillet 2023.
Les intéressés et les organes d'administration auront le droit à présenter une opposition écrite contre la présente décision, dans les six semaines suivantes à la notification de la copie, à la Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale), Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT.
L'intéressé présentant l'opposition pourra demander d'avoir l'opportunité d'être entendu sur son opposition.