ECLI:NL:CRVB:2023:1345
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens te late indiening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 juli 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb). Het hoger beroep was ingediend tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 5 december 2022. De Centrale Raad oordeelde dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend, aangezien de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt en deze termijn op 30 januari 2023 afliep. Het beroepschrift was gedateerd op 9 februari 2023 en werd op 7 maart 2022 ontvangen, terwijl het poststempel op de enveloppe aangaf dat het op 10 februari 2022 ter post was bezorgd. Hierdoor werd vastgesteld dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend.
De Raad overwoog dat, hoewel er mogelijkheden zijn voor een niet-ontvankelijkverklaring te vermijden indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest, de argumenten van de appellant niet voldoende waren. De appellant had aangevoerd dat de vertraging te wijten was aan de PTT, maar de Raad oordeelde dat dit geen grond vormde om aan te nemen dat de appellant niet in verzuim was. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep was dus dat het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard, zonder verder onderzoek te doen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van griffier E. Blijleven, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan de mogelijkheid open om binnen zes weken schriftelijk verzet te doen.