ECLI:NL:CRVB:2023:1561
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering na herhaalde ziekmelding en geschiktheid voor functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellant, die zich op 31 oktober 2018 ziek meldde na een liesbreukoperatie, ontving aanvankelijk een Ziektewet (ZW) uitkering. Na een beoordeling door een arts van het Uwv op 1 september 2020, werd vastgesteld dat appellant belastbaar was met inachtneming van bepaalde beperkingen. Het Uwv weigerde echter een WIA-uitkering, omdat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant meldde zich opnieuw ziek op 30 december 2020, maar werd per 2 maart 2021 weer geschikt geacht voor zijn eigen werk.
Appellant maakte bezwaar tegen de besluiten van het Uwv, maar deze werden ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand waren gekomen en dat de verzekeringsartsen alle relevante informatie hadden betrokken. In hoger beroep herhaalde appellant zijn argumenten, maar de Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat appellant geen recht had op een WIA-uitkering per 28 oktober 2020 en dat hij per 2 maart 2021 geen ZW-uitkering meer ontving. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen nieuwe medische informatie was die de eerdere beoordelingen kon weerleggen.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de rol van de verzekeringsartsen in het vaststellen van de geschiktheid voor functies. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak zonder veroordeling in proceskosten.