Uitspraak
PROCESVERLOOP
R.D. van den Heuvel.
OVERWEGINGEN
WAO-dagloon. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat het Uwv dit verzoek met toepassing van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) mocht afwijzen.
(€ 85,90). Bij besluit van 7 april 1999 is het WAO-dagloon per 10 maart 1999 vastgesteld op € 133,10. Dit betreft het geïndexeerd dagloon vanaf 31 maart 1994. Met ingang van
10 september 1999 is aan appellant een vervolguitkering toegekend, gebaseerd op een vervolgdagloon van € 100,88. Deze besluiten staan in rechte vast. De WAO-uitkering van appellant is met ingang van 20 juli 2020 beëindigd, vanwege het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd.
WAO-dagloon voor zijn recht op uitkering van belang is.
WAO-dagloon evident onredelijk is. Dat de vaststelling van het WAO-dagloon in 1994 onmiskenbaar onjuist was, zoals appellant heeft betoogt, volgt niet uit wat hij heeft aangevoerd. Het Uwv heeft dat ook betwist en het standpunt ingenomen dat uit de door appellant verstrekte informatie niet blijkt dat de dagloonvaststelling per 31 maart 1994 en daarmee de hoogte van de WAO-uitkering onjuist is geweest.