ECLI:NL:CRVB:2023:1969

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
25 oktober 2023
Zaaknummer
23/338 ANW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaarschrift inzake nabestaandenuitkering

Op 11 oktober 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 december 2022. De zaak betreft een appellante die bezwaar had gemaakt tegen de weigering van de Sociale verzekeringsbank (Svb) om haar een nabestaandenuitkering toe te kennen na het overlijden van haar echtgenoot in Marokko. De Svb had in een besluit van 20 augustus 2021 aangegeven dat de echtgenoot op het moment van overlijden niet verzekerd was voor de Algemene nabestaandenwet (Anw) en ook niet onder de Marokkaanse wetgeving viel. Het bezwaar van appellante, gedateerd 2 november 2021, werd door de Svb niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. Appellante voerde aan dat de postbezorging in Marokko door de Covid-19 pandemie verstoord was en dat het besluit niet aangetekend was verzonden.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de bezwaartermijn inderdaad was overschreden. De Raad stelde vast dat de bezwaartermijn begon te lopen op 21 september 2021, de dag na de uitreiking van het besluit door de Caisse Nationale de Sécurité Sociale (CNSS), en eindigde op 2 november 2021. Appellante had het bezwaarschrift pas na deze termijn ter post bezorgd, en het was bovendien later dan een week na de termijn door de Svb ontvangen. De Raad oordeelde dat de redenen die appellante aanvoerde voor de termijnoverschrijding niet verschoonbaar waren.

De Raad overwoog dat, hoewel er sprake was van een relatief geringe termijnoverschrijding, de argumenten van appellante niet voldoende waren om de niet-ontvankelijkheid te rechtvaardigen. De Raad concludeerde dat het bezwaar inhoudelijk geen kans van slagen had, aangezien de echtgenoot van appellante niet verzekerd was op het moment van zijn overlijden. De uitspraak werd in het openbaar uitgesproken, en de Raad besloot de zaak te beoordelen op basis van de bestaande rechtspraak.

Uitspraak

23.338 ANW-PV

Datum uitspraak: 11 oktober 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 december 2022, 22/3003 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats], Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Zitting heeft: M.A.H. van Dalen-van Bekkum, als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: S.S. Blok
Appellante is niet verschenen. De Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.G. Starreveld.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Appellante is getrouwd geweest met [naam echtgenoot], die op [datum] 2021 in Marokko is overleden. In een besluit van 20 augustus 2021 heeft de Svb geweigerd aan appellante een nabestaandenuitkering toe te kennen, omdat haar echtgenoot op de dag van zijn overlijden niet verzekerd was voor de Algemene nabestaandenwet (Anw) en ook niet krachtens de Marokkaanse wettelijke regeling. De Caisse Nationale de Sécurité Sociale (CNSS) heeft dit besluit op 20 september 2021 aan appellante uitgereikt.
Het bezwaar, gedateerd 2 november 2021, is volgens de stempel op de envelop op 3 november 2021 ter post bezorgd en op 19 november 2021 door de Svb ontvangen.
Als reden voor de overschrijding van de bezwaartermijn heeft appellante aangevoerd dat het besluit niet aangetekend is verstuurd. Verder was de postbezorging in Marokko, vanwege de Covid-19 pandemie, langdurig ontregeld en heeft deze volgens appellante zelfs een maand helemaal stilgelegen.
In het besluit op bezwaar van 26 april 2022 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar nietontvankelijk verklaard. De redenen die appellante heeft gegeven voor de te late indiening van het bezwaar kunnen er niet toe leiden dat het bezwaar inhoudelijk wordt behandeld, volgens de Svb. Appellante heeft op 20 september 2021 het besluit ontvangen; ook als de Marokkaanse postbedrijven een maand gesloten waren, had ze nog tijdig een bezwaar kunnen versturen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het bezwaar te laat is ingediend en dat er geen redenen zijn aangevoerd om deze overschrijding verschoonbaar te achten. Het beroep is dan ook ongegrond verklaard.
Volgens appellante heeft zij direct na de ontvangst van het besluit van de Svb bezwaar ingediend en heeft de post er lang over gedaan door de moeilijkheden rond corona.
De Raad stelt in de eerste plaats vast dat de bezwaartermijn is gaan lopen de dag na de uitreiking door CNSS, dus op 21 september 2021, en eindigde op 2 november 2021. Appellante heeft het bezwaarschrift na einde van de bezwaartermijn ter post bezorgd en bovendien is dit bezwaarschrift later dan een week na einde van de bezwaartermijn door de Svb ontvangen. De rechtbank en de Svb hebben dus terecht vastgesteld dat de in artikel 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht neergelegde wettelijke bezwaartermijn is overschreden.
Vervolgens rijst de vraag of redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante in verzuim is geweest. In dat geval blijft op grond van artikel 6:11 van de Awb nietontvankelijkverklaring achterwege.
De Raad realiseert zich dat er in dit geval sprake is van een relatief geringe termijnoverschrijding, dat in bredere zin de vraag wanneer een overschrijding van de bezwaar- of beroepstermijn verschoonbaar is, voorwerp is van debat en dat, op verzoek van de president van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb), hierover een conclusie is verschenen van advocaat-generaal Widdershoven. [1] De Raad heeft zich dan ook afgevraagd of hij met een uitspraak in deze zaak zou moeten wachten totdat de grote kamer van het CBb uitspraak heeft gedaan.
De Raad acht het alleen zinvol die uitspraak af te wachten als het bezwaar in deze zaak inhoudelijk enige kans van slagen zou hebben. Dat is niet het geval. Uit het dossier blijkt duidelijk dat de overleden echtgenoot van appellante niet verzekerd was voor de Anw op het moment van zijn overlijden, en ook niet verzekerd was krachtens de Marokkaanse wettelijke regeling.
Onder deze omstandigheden ziet de Raad aanleiding deze zaak te beoordelen langs de lijnen van de rechtspraak tot nu toe. En dan concludeert de Raad dat de door appellante aangevoerde argumenten geen reden vormen om de overschrijding van de bezwaartermijn verschoonbaar te achten. Het primaire besluit is aan appellante in persoon uitgereikt. Het argument dat het nietaangetekend is verzonden treft daarom geen doel. Verder is uit informatie van de sociaal attaché in Marokko gebleken dat in september 2021 het functioneren van de post niet meer werd belemmerd door Covid-19. [2]
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) S.S. Blok (getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep