ECLI:NL:CRVB:2023:456

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 maart 2023
Publicatiedatum
13 maart 2023
Zaaknummer
17 / 3637 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen het Uwv na intrekking van het beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft een proceskostenveroordeling na intrekking van het hoger beroep door de appellant, die werd vertegenwoordigd door mr. A.C. Blankestijn. De appellant had eerder hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Overijssel van 6 april 2017. Na een zitting op 10 oktober 2019, waarbij zowel de appellant als de gemachtigde aanwezig waren, werd het onderzoek heropend na prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie. Het HvJ EU deed op 30 september 2021 uitspraak, waarna het Uwv op 22 december 2021 een gewijzigde beslissing op bezwaar nam. Op 3 februari 2022 trok de appellant het hoger beroep in en verzocht om een proceskostenveroordeling. Het Uwv stemde in met deze veroordeling, en de Raad besloot het Uwv te veroordelen in de proceskosten van de appellant, die in totaal € 3.381,70 bedragen. De uitspraak werd gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in aanwezigheid van griffier D. van der Boom, en werd openbaar uitgesproken op 10 maart 2023.

Uitspraak

Datum uitspraak: 10 maart 2023
17/3637
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van
6 april 2017, 16/2406 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. M. A. Buld, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De zaak is hierna overgenomen door mr. A.C. Blankestijn, advocaat, als opvolgend gemachtigde.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 oktober 2019. Zowel appellant als
mr. Blankestijn zijn verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door de heer
T. van der Weert.
Na de behandeling ter zitting is het onderzoek heropend en zijn er prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU). Het HvJ EU heeft arrest gewezen op 30 september 2021.
Het Uwv heeft op 22 december 2021 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 3 februari 2022 heeft mr. Blankestijn namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft van de gelegenheid gebruik gemaakt een reactie in te dienen, inhoudende akkoord te gaan met een veroordeling in de proceskosten. Tevens wordt kenbaar gemaakt dat de proceskosten in bezwaar door het Uwv reeds zijn vergoed.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing van 22 december 2021 volledig aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.674,- in beroep en € 1.674,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
De reiskosten die voor vergoeding in aanmerking komen betreffen € 10,50 in beroep en
€ 23,20 in hoger beroep.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 3.381,70.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van
D. van der Boom als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 maart 2023.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) D. van der Boom