ECLI:NL:CRVB:2023:462
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens drugshandel en schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Overijssel. De appellant, die sinds 7 december 2015 bijstand ontving op grond van de Participatiewet, had zijn bijstand zien intrekken omdat hij vanaf 8 april 2020 gedetineerd was. De aanleiding voor de intrekking was een melding van de gemeente Zwolle over de aanhouding van de appellant in verband met drugshandel. De sociaal rechercheur startte een onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstand, waarbij verschillende getuigen de appellant als leverancier van cocaïne identificeerden. Appellant heeft tijdens een verhoor verklaard dat hij samen met een medeverdachte drugs heeft verhandeld, maar geen administratie of boekhouding heeft bijgehouden.
Het college van burgemeester en wethouders van Zwolle heeft op basis van de onderzoeksbevindingen besloten de bijstand van appellant over de periode van 7 april 2019 tot 8 april 2020 in te trekken en de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht. Hij stelt dat het college onzorgvuldig heeft gehandeld en dat er dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien, gezien zijn financiële situatie en gezondheidsproblemen.
De Raad voor de Rechtspraak heeft de gronden van appellant in hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat deze een herhaling zijn van eerder aangevoerde argumenten. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank, waarbij de intrekking van de bijstand en de terugvordering van de kosten worden gehandhaafd.