ECLI:NL:CRVB:2024:1435

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 juni 2024
Publicatiedatum
19 juli 2024
Zaaknummer
23/821 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet-betaling griffierecht

Op 11 juni 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 23/821 PW. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht van € 136,- niet is betaald. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 31 januari 2023, maar werd herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht. Ondanks meerdere aanmaningen, waaronder een aangetekende brief, heeft appellant het griffierecht niet tijdig voldaan. De Raad ontving de aangetekende brief retour omdat appellant deze niet had opgehaald. Een tweede verzending per gewone post vond plaats, maar ook hierop volgde geen betaling. De Raad concludeerde dat appellant in verzuim was en dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk was. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter C.E.M. Marsé, in aanwezigheid van griffier A. Giesen, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 11 juni 2024
23/821 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
31 januari 2023, 22/5049
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Bij brief van 21 maart 2023 is appellant erop gewezen dat een griffierecht van € 136,- is verschuldigd, en is medegedeeld dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de in die brief genoemde bankrekening moet zijn bijgeschreven.
Bij aangetekende brief van 21 april 2023 is appellant nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de datum van deze brief op de in die brief genoemde bankrekening dient te zijn bijgeschreven dan wel contant moet zijn betaald. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, appellant er rekening mee moet houden dat het (hoger) beroep niet inhoudelijk behandeld zal worden.
De aangetekende brief van 21 april 2023 is door de Raad retour ontvangen, omdat appellant de brief niet heeft opgehaald. Op 30 mei 2023 heeft de Raad de brief van 21 april 2023 per gewone post opnieuw aan appellant toegezonden.
Het griffierecht is niet betaald.
Op grond van de beschikbare gegevens kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door C.E.M. Marsé, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 juni 2024.
(getekend) C.E.M. Marsé
(getekend) A. Giesen
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.