ECLI:NL:CRVB:2024:1744

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 september 2024
Publicatiedatum
5 september 2024
Zaaknummer
23/1487 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens te late indiening van het beroepschrift

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 september 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. Het hoger beroep was ingesteld door de gemachtigde van appellante, maar het beroepschrift werd niet tijdig ingediend. De rechtbank had op 24 maart 2023 uitspraak gedaan en het afschrift daarvan was op dezelfde dag aan de partijen verzonden. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, en deze termijn begint de dag na de bekendmaking van de uitspraak. Het beroepschrift van appellante werd op 9 mei 2023 ontvangen, maar de poststempel op de enveloppe toonde aan dat het pas op 8 mei 2023 ter post was bezorgd. Hierdoor was het beroepschrift niet tijdig ingediend, aangezien het uiterlijk op 5 mei 2023 ontvangen had moeten zijn.

De Centrale Raad overwoog dat, hoewel appellante stelde dat zij het beroepschrift op 4 mei 2023 had verzonden, zij geen bewijsstukken had overgelegd om dit te onderbouwen. De Raad concludeerde dat er geen reden was om aan te nemen dat appellante niet in verzuim was geweest. Gezien de omstandigheden werd het hoger beroep als kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, zonder verder onderzoek. De Raad besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en belanghebbenden hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van het afschrift verzet aan te tekenen.

Uitspraak

Datum uitspraak: 4 september 2024
23/1487 WLZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van
24 maart 2023, 21/3224 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
Centraal Administratie Kantoor (CAK)

PROCESVERLOOP

[gemachtigde] heeft als gemachtigde van appellante hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in met ingang van de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 24 maart 2023 in afschrift aan partijen toegezonden.
Het beroepschrift is op 9 mei 2023 ontvangen. Het is, gezien de poststempel op de enveloppe, op 8 mei 2023 ter post bezorgd.
Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Bij brief van 2 juni 2023 is aan appellante gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
De gemachtigde van appellante heeft daarop bij brief van 27 juni 2023 geantwoord dat zij op 4 mei 2023 het hoger beroep heeft ingediend, wat – weliswaar op de laatste dag – binnen de wettelijke termijn valt.
Wat appellante heeft aangevoerd, bevat geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
In dat verband wordt overwogen dat de poststempel op de enveloppe van 8 mei 2023 is. Appellante heeft geen bewijsstukken overgelegd of op andere wijze kunnen aantonen dat zij het beroepschrift, zoals zij zelf stelt, al op 4 mei 2023 op de post heeft gedaan. Zij heeft ook geen redenen aangevoerd waarom zij het beroepschrift niet op 4 mei kon posten of eerder een beroepschrift kon indienen.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van
A.Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 september 2024.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) A. Giesen
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.