ECLI:NL:CRVB:2024:175

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 februari 2024
Publicatiedatum
1 februari 2024
Zaaknummer
20/2751 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. L. van Etten, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland. De rechtbank had op 26 juni 2020 een uitspraak gedaan in een zaak met nummer 19/4370. Tijdens de zitting op 23 maart 2023 is appellante verschenen, bijgestaan door mr. M.I. Bal, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door T. van der Weert. De ex-werkgever was niet aanwezig. Na de zitting heeft het Uwv op 27 juli 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waardoor appellante besloot het hoger beroep in te trekken op 28 augustus 2023. Ze verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten en het betaalde griffierecht.

De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak geoordeeld dat, nu het Uwv met de nieuwe beslissing op bezwaar geheel tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellante, het bestuursorgaan veroordeeld kan worden in de proceskosten. De Raad heeft vastgesteld dat de proceskosten voor de rechtsbijstand van appellante in het hoger beroep € 1.750,- bedragen, en dat het Uwv ook het door appellante betaalde griffierecht van € 131,- moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door M. Schoneveld, in tegenwoordigheid van griffier E.X.R. Yi, en is openbaar uitgesproken op 1 februari 2024.

Uitspraak

20 2751 WIA

Datum uitspraak: 1 februari 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 26 juni 2020, 19/4370 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
[ex-werkgever] (ex-werkgever)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. L. van Etten, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift en nadere stukken ingediend.
De ex-werkgever heeft als derde-belanghebbende deelgenomen.
Bij brief van 26 november 2021 heeft mr. M.I. Bal, advocaat, zich als opvolgend
gemachtigde gesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 maart 2023. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Bal. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door T. van der Weert. De ex-werkgever is niet verschenen.
Het onderzoek ter zitting is geschorst.
Het Uwv heeft op 27 juli 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Op 28 augustus 2023 heeft mr. Bal namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten en het betaalde griffierecht.
Het Uwv heeft een reactie ingediend.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb kan worden veroordeeld. Op grond van artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken, omdat het Uwv met de nieuwe beslissing op bezwaar van 27 juli 2023 geheel tegemoet is gekomen aan haar bezwaren.
Omdat het Uwv bij het besluit van 27 juli 2023 al heeft besloten tot vergoeding van de gemaakte kosten in de bezwaarfase en de rechtbank een veroordeling in de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht in beroep heeft uitgesproken, moet de Raad uitsluitend nog beslissen over de in hoger beroep gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht.
Het Uwv wordt veroordeeld in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten voor de aan appellante beroepsmatig verleende rechtsbijstand worden ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift en
1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde van € 875,- per punt).
Ook dient het Uwv het door appellante in hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.750,-;
- veroordeelt het Uwv tot vergoeding van het door appellante in hoger beroep betaalde griffierecht tot een bedrag van € 131,-.
Deze uitspraak is gedaan door M. Schoneveld, in tegenwoordigheid van E.X.R. Yi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 februari 2024.
(getekend) M. Schoneveld
(getekend) E.X.R. Yi