ECLI:NL:CRVB:2024:1817

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 september 2024
Publicatiedatum
24 september 2024
Zaaknummer
23/2114 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing herhaalde aanvraag om toekenning van een ANW-uitkering door de Sociale verzekeringsbank

Op 18 september 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante, die een herhaalde aanvraag om toekenning van een ANW-uitkering had ingediend. De aanvraag was eerder afgewezen door de Sociale verzekeringsbank (Svb) op 19 november 2019, omdat de echtgenoot van appellante op de dag van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat haar echtgenoot altijd in Nederland heeft gewerkt en dat zij sinds zijn overlijden geen inkomen heeft. De Svb heeft echter gesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die de afwijzing van de aanvraag rechtvaardigen. De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellante tegen de afwijzing niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet betalen van griffierecht, waardoor dit besluit rechtens onaantastbaar werd.

Tijdens de zitting op 7 augustus 2024 zijn partijen niet verschenen. De Raad heeft de zaak beoordeeld op basis van de ingediende stukken. De Raad concludeert dat de Svb terecht heeft geoordeeld dat appellante geen recht heeft op een ANW-uitkering, omdat haar echtgenoot niet verzekerd was op het moment van overlijden en appellante geen nieuwe feiten heeft aangedragen die de herhaalde aanvraag zouden kunnen rechtvaardigen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de afwijzing van de aanvraag evident niet onredelijk is. Appellante krijgt geen proceskostenvergoeding omdat het hoger beroep niet slaagt.

Uitspraak

23/2114 ANW
Datum uitspraak: 18 september 2024
23/2114 ANW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 16 mei 2023, 22/4092 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (Marokko) (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

SAMENVATTING

Deze uitspraak gaat over de vraag of de Svb terecht de herhaalde aanvraag van appellante om toekenning van een ANW-uitkering heeft afgewezen. Volgens de Svb is er geen sprake van nieuwe feiten of omstandigheden en is het bestreden besluit niet evident onredelijk. Met de rechtbank oordeelt de Raad dat de Svb de herhaalde aanvraag terecht heeft afgewezen. Appellante heeft ook voor de toekomst geen recht op een nabestaandenuitkering.

PROCESVERLOOP

Appellante heeft hoger beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak aan de orde gesteld op een zitting van 7 augustus 2024. Partijen zijn niet verschenen.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante is gehuwd geweest met [echtgenoot] die op [datum] 2018 in Marokko is overleden. De aanvraag van appellante om toekenning van een ANW-uitkering is afgewezen met een besluit van 19 november 2019 omdat haar echtgenoot op de dag van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW [1] . Ook was hij niet verzekerd volgens de Marokkaanse sociale wetgeving. Met een besluit van 3 april 2020 heeft de Svb het bezwaar van appellante ongegrond verklaard. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep tegen het besluit van 3 april 2020 niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet betalen van het voor het beroep verschuldigde griffierecht. [2] Dit besluit is daarmee rechtens onaantastbaar geworden.
1.2.
In december 2021 heeft appellante de Svb gevraagd het besluit van 19 november 2019 te herzien. Met een besluit van 8 februari 2022 heeft de Svb dat verzoek afgewezen en de afwijzing na bezwaar gehandhaafd met een besluit van 15 juni 2022 (bestreden besluit). Hieraan heeft de Svb ten grondslag gelegd – onder verwijzing naar artikel 4:6 van de Awb [3] – dat appellante geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd en dat niet is gebleken van een onmiskenbaar onjuist besluit. Dit is naar de toekomst toe niet anders.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank is van oordeel dat appellante geen nieuw gebleken feiten of omstandigheden heeft aangevoerd. Verder is volgens de rechtbank niet gebleken dat het bestreden besluit onmiskenbaar onjuist is.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het niet met die uitspraak eens. Zij voert aan dat haar overleden echtgenoot tijdens zijn hele leven alleen in Nederland heeft gewerkt en dat zij sinds zijn overlijden geen enkel inkomen heeft.

Het oordeel van de Raad

4.1.
De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. De voor deze uitspraak van belangrijke wettelijke regels zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.2.
Appellante verzoekt de Svb om van het in rechte vaststaande besluit van 21 februari 2020 terug te komen als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb. Dit geding gaat over een duuraanspraak. Uit vaste rechtspraak van de Raad volgt dat bij de toetsing van een besluit over een herhaalde aanvraag bij een duuraanspraak een onderscheid gemaakt moet worden tussen het verleden en de toekomst. [4]
4.3.
Wat betreft de toekomst geldt dat de Svb met juistheid heeft geconcludeerd dat niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor het toekennen van een ANW-uitkering. De echtgenoot van appellante was op het moment van zijn overlijden niet verzekerd voor de ANW omdat hij niet in Nederland woonde of werkte. Daarnaast was hij niet vrijwillig verzekerd. Hij was ook niet verzekerd op grond van de Marokkaanse wettelijke regeling en appellante ontleent daarom geen recht op een nabestaandenuitkering aan het NMV [5] . De financiële situatie van appellante kan er niet leiden dat recht heeft op een ANW-uitkering.
4.4.
Er is dus geen reden om het besluit van de Svb voor wat betreft de toekomst onjuist te houden. Daaruit volgt dat, voor wat betreft het verleden, er ook geen reden is om dit besluit als onmiskenbaar onjuist te beschouwen. Ook ziet de Raad geen (andere) redenen waarom de afwijzing van de herhaalde aanvraag evident onredelijk zou zijn.

Conclusie en gevolgen

4. Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de weigering van de Svb om appellante in aanmerking te brengen voor een ANWuitkering in stand blijft.
5. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum in tegenwoordigheid van R.R. Olde Engberink als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 september 2024.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) R.R. Olde Engberink
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip verzekerde.

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale),
statue:
confirme la décision attaquée.
Par conséquent, décidée par M.A.H. van Dalen-van Bekkum en présence de R.R. Olde Engberink en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 18 septembre 2024.
Les parties disposent d’un délai de six semaines á compter de la date d’envoi pour introduire un pourvoi en cassation contre cette deécision devant la Cour de Cassation des Pays-Bas: Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, NL2500 EH ‘s-Gravenhage) au titre de la violation ou de la mauvaise application des dispositions concernant la notion de groupe d’assuré.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Algemene nabestaandenwet
Artikel 1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
(…)
d. nabestaande: de echtgenoot van degene, die op de dag van overlijden verzekerd is op grond van deze wet;
(…)
Artikel 13
1. Verzekerd overeenkomstig de bepalingen van deze wet is degene, die
a. ingezetene is;
b. geen ingezetene is, doch ter zake van in Nederland of op het continentaal plat in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen.
(…)
Artikel 14
1. Recht op nabestaandenuitkering heeft de nabestaande die:
a. een ongehuwd kind heeft, dat jonger is dan 18 jaar en niet tot het huishouden van een ander behoort; of
b. arbeidsongeschikt is (…).
Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko, Rabat, 14-02-1972
Artikel 22
1. Wanneer een werknemer op wie dit Verdrag van toepassing is, op het tijdstip van zijn overlijden verzekerd is krachtens de Marokkaanse wettelijke regelingen, en tijdvakken van verzekering volgens de Nederlandse wettelijke regelingen inzake uitkeringen aan nagelaten betrekkingen heeft vervuld, kan zijn weduwe op een pensioen krachtens laatstgenoemde wettelijke regelingen aanspraak maken.
2. Het bedrag van het pensioen, bedoeld in het vorige lid, wordt berekend op basis van de verhouding welke bestaat tussen de werkelijke individuele verzekeringsduur van de overledene volgens de Nederlandse wettelijke regelingen inzake uitkeringen aan nagelaten betrekkingen en de voor dezelfde verzekerde maximaal mogelijke verzekeringsduur volgens deze wettelijke regelingen.
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:6
1. Indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, is de aanvrager gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden.
2. Wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, kan het bestuursorgaan zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking.

Voetnoten

1.Algemene Nabestaandenwet.
2.Uitspraak van 5 maart 2021, nr. 20/4057.
3.Algemene wet bestuursrecht.
4.Uitspraak van de Raad van 8 juni 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BW8262.
5.Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen Nederland en Marokko.