ECLI:NL:CRVB:2024:2436

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 november 2024
Publicatiedatum
6 januari 2025
Zaaknummer
23/2502 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.T.H. Zimmerman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van eenmalige energietoeslag op basis van inkomensgrens en belangenafweging

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een eenmalige energietoeslag voor appellante, die een WIA-uitkering ontving. De aanvraag voor de energietoeslag werd door het college van burgemeester en wethouders van Edam-Volendam afgewezen, omdat het inkomen van appellante net boven de vastgestelde inkomensgrens lag. Appellante had de mogelijkheid om bijzondere bijstand aan te vragen, maar heeft geen aanvraag ingediend en ook geen informatie over haar financiële situatie verstrekt. De Raad oordeelde dat het college geen blijk heeft gegeven van een onevenwichtige belangenafweging en dat de beleidsregels geen ruimte bieden voor een toekenning naar evenredigheid. Het beroep op artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht werd verworpen, omdat de omstandigheden van appellante geen bijzondere situatie opleverden die een afwijking van het beleid rechtvaardigde. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die het beroep van appellante ongegrond had verklaard.

Uitspraak

23/2502 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 14 juli 2023, 22/6228 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Edam-Volendam (college)
Datum uitspraak: 26 november 2024

SAMENVATTING

In deze zaak gaat het over de afwijzing van een eenmalige energietoeslag voor het jaar 2022. Het beroep op artikel 4:84 van de Awb (Algemene wet bestuursrecht) slaagt niet. Het inkomen van appellante ligt (net) boven de in de beleidsregels gestelde inkomensgrens voor toekenning van de energietoeslag. Het college kan in dergelijke gevallen bekijken of maatwerk via toekenning van individuele bijzondere bijstand mogelijk is. Volgens appellante is in haar geval die toekenning niet aannemelijk en daarom heeft zij geen aanvraag om individuele bijzondere bijstand ingediend. Hierin wordt appellante niet gevolgd. De beleidsregels voorzien verder niet in een toekenning van een bedrag naar evenredigheid zoals appellante voorstelt. Het college heeft geen blijk gegeven van een onevenwichtige belangenafweging. Het hoger beroep slaagt niet.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft [gemachtigde] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft in een brief van 1 mei 2024 (regiebrief) het college gevraagd een toelichting te geven. In een brief van 27 mei 2024 heeft het college gereageerd op de regiebrief.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 3 september 2024. Appellante is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L. Bähr.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante ontving een WIA-uitkering. Op 28 mei 2022 heeft zij bij het college een aanvraag ingediend voor een eenmalige energietoeslag 2022.
1.2.
Het college heeft de aanvraag met een besluit van 7 juni 2022 afgewezen. Na bezwaar heeft het college met een besluit van 11 november 2022 (bestreden besluit), in afwijking van het advies van de bezwaarschriftencommissie, de afwijzing gehandhaafd. Aan de besluitvorming heeft het college ten grondslag gelegd dat geen sprake is van een laag inkomen als bedoeld in het beleid. Appellante heeft een maandelijks inkomen van € 1.357,49 inclusief vakantiegeld. Daarmee komt zij boven de vastgestelde inkomensgrens van € 1.310,05 uit het beleid, zodat zij geen recht heeft op de eenmalige energietoeslag. Dat het maandelijkse inkomen van appellante maar net iets hoger is dan de inkomensgrens is geen bijzondere omstandigheid die ertoe leidt dat het afwijzen van de energietoeslag onevenredige gevolgen voor appellante heeft. De energietoeslag is ook nadrukkelijk niet in het leven geroepen om huishoudens een financiële buffer te geven. Het college heeft daarom niet met toepassing van artikel 4:84 van de Awb hoeven afwijken van zijn beleid.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat zij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit tot afwijzing van de energietoeslag in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. De wettelijke regels en beleidsregels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.1.
Artikel 35, vierde lid, van de Participatiewet (PW) maakt het mogelijk om categoriaal bijzondere bijstand toe te kennen aan een alleenstaande of gezin in de vorm van een eenmalige energietoeslag. In de memorie van toelichting bij de wijziging van de PW in verband met het eenmalig verstrekken van een eenmalige energietoeslag is vermeld dat de eenmalige energietoeslag in het leven is geroepen om snelle ondersteuning te bieden aan huishoudens die in de problemen dreigen te raken als gevolg van de gestegen energiekosten. Gemeenten hebben beleidsvrijheid bij het vormgeven van de energietoeslag. Colleges mogen onder andere zelf de doelgroep, de inkomensgrens en de hoogte van de toeslag bepalen. [1] Het college heeft hiertoe de Beleidsregels eenmalige energietoeslag Edam-Volendam 2022 (beleidsregels) opgesteld. Een huishouden heeft op grond van de beleidsregels een laag inkomen als dit niet hoger is dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm. Dit betekende tot 1 juli 2022 een inkomen van € 1.310,05.
4.2.
Niet in geschil is dat het inkomen van appellante boven de in de beleidsregels gestelde inkomensgrens voor toekenning van de eenmalige energietoeslag lag. Het inkomen van appellante was in de maand van haar aanvraag € 47,44 hoger dan de inkomensgrens. Op grond hiervan was het college bevoegd de aanvraag van appellante af te wijzen.
4.3.
De eenmalige energietoeslag is een categoriale bijzondere bijstand. Bij het opstellen van de regeling over de eenmalige energietoeslag is voorzien dat, welke inkomensgrens er ook wordt gehanteerd, er altijd huishoudens zullen zijn die net buiten de door een gemeente bepaalde inkomensgrens zullen vallen. Voor deze net-niet-rechthebbende huishoudens kan een toets op hardheid op grond van de Awb of op grond van een door de gemeente zelf opgestelde hardheidsclausule worden uitgevoerd. Meer voor de hand ligt echter dat de gemeente maatwerk levert via individuele bijzondere bijstand. [2] In de toelichting op de beleidsregels heeft het college opgenomen dat het college bij een net-niet-rechthebbende kan bekijken of maatwerk via individuele bijzondere bijstand een mogelijkheid is. Het college heeft geen hardheidsclausule in de beleidsregels opgenomen.
4.4.
Appellante heeft aangevoerd dat ze weliswaar individuele bijzondere bijstand had kunnen aanvragen, maar dat toewijzing daarvan gelet op haar inkomen niet aannemelijk is. Appellante heeft verder een oproep gedaan tot maatwerk door haar een bedrag naar evenredigheid toe te kennen. Daarbij heeft zij een berekening gemaakt en voorgesteld dat zij in aanmerking zou kunnen komen voor een bedrag van € 805,50 aan energietoeslag.
4.4.1.
De Raad vat de beroepsgronden van appellante op als een beroep op artikel 4:84 van de Awb. Dit beroep slaagt niet gelet op het volgende.
4.4.2.
Het college heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat maatwerk kan worden geleverd via een aanvraag om individuele bijzondere bijstand. Daarbij kan naar de individuele omstandigheden van appellante worden gekeken. Het college heeft terecht opgemerkt dat bij de beoordeling van de vraag of een maatwerkoplossing via individuele bijzondere bijstand kan worden geboden informatie nodig is omtrent het energieverbruik, de gestegen energielasten en over het inkomen en vermogen. Pas dan kan een eventueel recht worden vastgesteld. Het college heeft hiertoe contact gezocht met appellante, zowel telefonisch als per e-mail. Daarbij heeft het college kenbaar gemaakt welke gegevens er nodig zijn om de aanvraag om bijzondere bijstand te kunnen beoordelen. Ook heeft het college het aanvraagformulier per post naar appellante verzonden. Appellante heeft desondanks geen aanvraag om individuele bijzondere bijstand ingediend en ook op andere wijze geen informatie over haar financiële situatie verstrekt, zodat het college niet kon beoordelen of maatwerk via individuele bijzondere bijstand mogelijk was.
4.4.3.
De beleidsregels voorzien verder alleen in een toekenning of een weigering van de energietoeslag en niet in een toekenning van een bedrag naar evenredigheid. Het college heeft gemotiveerd dat de energietoeslag nadrukkelijk niet in het leven is geroepen om huishoudens een financiële buffer te geven. Ook heeft het college gesteld dat de omstandigheid dat het maandelijkse inkomen van appellante maar net iets hoger is dan de inkomensgrens geen bijzondere omstandigheid is die ertoe leidt dat het afwijzen van de energietoeslag onevenredige gevolgen heeft voor appellante.
4.4.4.
Naar het oordeel van de Raad heeft het college hiermee geen blijk gegeven van een onevenwichtige belangenafweging.

Conclusie en gevolgen

4.5.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de afwijzing van de aanvraag om energietoeslag in stand blijft.
5. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.T.H. Zimmerman, in tegenwoordigheid van I. van der Hout als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 november 2024.
(getekend) J.T.H. Zimmerman
(getekend) I. van der Hout

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:84
Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Participatiewet
Artikel 35, eerste lid
Onverminderd paragraaf 2.2, heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, bedoeld in artikel 36, de studietoeslag, bedoeld in artikel 36b, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn. Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen.
Artikel 35, vierde lid, aanhef en onder a
In afwijking van het eerste lid kan bijzondere bijstand ook aan een alleenstaande of een gezin worden verleend in de vorm van een eenmalige energietoeslag, zonder dat wordt nagegaan of die alleenstaande of dat gezin in dat jaar een sterk gestegen energierekening had:
a. voor het jaar 2022, die kan worden verstrekt tot en met 30 juni 2023;
Beleidsregels eenmalige energietoeslag Edam-Volendam 2022,
zoals gewijzigd op 19 mei 2022 en geldend met terugwerkende kracht vanaf 5 april 2022
Artikel 5
1. Het college kent per woonadres eenmalig een energietoeslag toe aan huishoudens met een laag inkomen.
Artikel 7
Bij de beoordeling van de draagkracht binnen het inkomen en vermogen wordt:
1. gekeken of het huishouden een laag inkomen heeft. Een inkomen tot maximaal de volgende normen wordt als laag inkomen gezien. Gezinssamenstelling 21 jaar tot AOW-leeftijd € 1.310,05 (…).
Dit zijn de bedragen die gelden vanaf 1 januari 2022 tot 1 juli 2022, omgezet naar 120%, en volgen uit artikelen 21 en 22 van de Wet. Het college beoordeelt welke norm geldt.
Toelichting in de beleidsregels bij artikel 7
(…) Dit betekent wel dat kleine overschrijdingen van een inkomensgrens er direct voor zal zorgen dat er geen recht bestaat op een eenmalige energietoeslag. Het bedrag van de energietoeslag van € 1.300,- maakt het verschil in tegemoetkoming tussen rechthebbenden en net-niet-rechthebbende huishoudens groot. Deze net-niet-rechthebbende huishoudens kunnen de energietoeslag wel hard nodig hebben, omdat ze ook echt te maken hebben met een sterke stijging van hun energierekening en daardoor anders in de financiële problemen komen. In die situaties kan worden bekeken of maatwerk via individuele bijzondere bijstand een mogelijkheid is. Bij maatwerk via individuele bijzondere bijstand moeten de sterk gestegen energiekosten, anders dan bij de eenmalige energietoeslag, wél worden aangetoond.