Uitspraak
6 december 2022, 21/2034 (aangevallen uitspraak)
SAMENVATTING
WIA-uitkering aan appellante heeft toegekend waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 61,1%. De Raad oordeelt dat het Uwv, gelet op de rapporten van de door appellante ingeschakelde medisch adviseur, het oordeel over de medische belastbaarheid van appellante niet goed heeft gemotiveerd en draagt het Uwv op het gebrek te herstellen door de Functionele Mogelijkhedenlijst aan te passen.
PROCESVERLOOP
ex-werkgeefster te verstrekken. De Raad heeft onder toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat kennisneming van de medische stukken is voorbehouden aan de gemachtigde van de ex-werkgeefster.
OVERWEGINGEN
Inleiding
Het oordeel van de Raad
(item 6.1 van de FML) en het vasthouden en verdelen van aandacht (items 1.1 en 1.2 van de FML). In dit verband wordt vooropgesteld dat appellante haar standpunt heeft onderbouwd met een adequaat gemotiveerd rapport van een medisch adviseur, gebaseerd op een voldoende zorgvuldig onderzoek, bestaande uit eigen (oriënterend) psychisch onderzoek tijdens een persoonlijk contact en een dossieronderzoek, waarbij de beschikbare en relevante medische gegevens kenbaar zijn betrokken. In een in hoger beroep ingebracht nader rapport heeft de medisch adviseur diens onderzoeksbevindingen nog verder gemotiveerd. Op basis van deze rapporten wordt appellante gevolgd in haar standpunt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende heeft gemotiveerd waarom appellante niet beperkt wordt geacht voor het werken in de avonduren. Zowel de verzekeringsarts bezwaar en beroep als de medisch adviseur van appellante zijn het erover eens dat appellante, gelet op de aard en ernst van de bij haar aanwezige stoornissen, is aangewezen op regelmatige diensten om zoveel mogelijk structuur in haar dagen te houden. Er is een regelmatig dagritme nodig om destabilisatie te voorkomen. Om die reden is appellante beperkt geacht voor het werken in wisselende diensten en werken in de nacht. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is appellante evenwel niet beperkt in het werken in de avond, omdat het met regelmaat verrichten van avonddiensten geen destabiliserende invloed heeft op het slaap- en waakritme. In die situatie wordt het verrichten van avonddiensten onderdeel van de dagstructuur. De medisch adviseur van appellante heeft echter toegelicht dat een avonddienst weliswaar minder ingrijpend is dan een nachtdienst, maar wel degelijk als een verstoring van het regelmatig dagritme van appellante moet worden beschouwd. Dit kan, gelet op haar stoornis, een episode uitlokken. Mede gelet op het feit dat een avonddienst blijkens de Basisinformatie CBBS-5 kan duren tot 00.00 uur ziet de Raad aanleiding om de medisch adviseur in deze toelichting te volgen. Dit betekent dat appellante beperkt moet worden geacht voor het werken in de avonduren.