ECLI:NL:CRVB:2024:534
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Centrale Raad van Beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 maart 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Het hoger beroep was ingesteld door mr. I.P.M. Boelen, advocaat van appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank van 30 mei 2024. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het griffierecht van € 136,- niet tijdig was betaald door de gemachtigde van appellant. Ondanks herhaalde waarschuwingen over de verschuldigdheid van het griffierecht, is dit bedrag niet binnen de gestelde termijn op de aangegeven bankrekening bijgeschreven. De Raad heeft in zijn overwegingen de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aangehaald, die de verplichting tot betaling van griffierecht en de termijnen voor het indienen van beroepschriften regelen. De Raad concludeert dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend, aangezien het pas op 19 juli 2023 per e-mail is ontvangen, terwijl de termijn op 6 juni 2023 begon. De gemachtigde van appellant heeft geen verklaring gegeven voor de termijnoverschrijding, waardoor de Raad oordeelt dat appellant in verzuim is geweest. Gezien deze omstandigheden heeft de Centrale Raad van Beroep het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, zonder verdere inhoudelijke behandeling van de zaak. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.