ECLI:NL:CRVB:2024:730

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 april 2024
Publicatiedatum
16 april 2024
Zaaknummer
23/2316 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenvergoeding in WIA-zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 april 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). De appellant had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 23 juni 2023. Echter, op 6 november 2023 heeft de appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. C.G.M. de Groot, het hoger beroep ingetrokken. Dit gebeurde nadat het Uwv op 24 oktober 2023 een nieuwe beslissing op bezwaar had genomen, waarbij het Uwv volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van de appellant.

De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak de proceskosten van de appellant in zowel de beroeps- als de hoger beroepsprocedure toegewezen aan het Uwv. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant recht heeft op een vergoeding van de gemaakte proceskosten, die zijn begroot op € 2.625,-. Dit bedrag is opgebouwd uit kosten voor rechtsbijstand in beroep en hoger beroep, waarbij de Raad de punten en waarden conform het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft toegepast. Daarnaast is het Uwv ook veroordeeld tot vergoeding van het door de appellant betaalde griffierecht van € 186,-.

De uitspraak benadrukt de toepassing van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, dat bepaalt dat een bestuursorgaan kan worden veroordeeld tot vergoeding van proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de bezwaren van de indiener is tegemoetgekomen. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter M. Schoneveld en griffier E.X.R. Yi.

Uitspraak

23 2316 WIA

Datum uitspraak: 11 april 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 23 juni 2023, 22/4112 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. C.G.M. de Groot, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het Uwv heeft op 24 oktober 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Op 6 november 2023 heeft mr. De Groot namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten en het betaalde griffierecht.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb kan worden veroordeeld. Op grond van artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken, omdat het Uwv met de nieuwe beslissing op bezwaar van 24 oktober 2023 geheel tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellant.
Aangezien het Uwv al heeft besloten tot vergoeding van de gemaakte kosten in de bezwaarfase tot een bedrag van € 1.194,-, moet de Raad nog beslissen over de in beroep en hoger beroep gemaakte proceskosten.
Het Uwv wordt veroordeeld in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten voor de aan appellant beroepsmatig verleende rechtsbijstand worden, op grond van het
Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.750,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde van € 875,- per punt) en € 875,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift, met een waarde van € 875,- per punt). Het totaalbedrag van de te vergoeden proceskosten door het Uwv bedraagt daarmee € 2.625,-.
Ook zal de Raad bepalen dat het Uwv het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht vergoedt.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2.625,-;
  • veroordeelt het Uwv tot vergoeding van het door appellant in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht tot een bedrag van € 186,-.
Deze uitspraak is gedaan door M. Schoneveld, in tegenwoordigheid van E.X.R. Yi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 april 2024.
(getekend) M. Schoneveld
(getekend) E.X.R. Yi