ECLI:NL:CRVB:2024:805

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
23/1875 AOW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van ANW-uitkering op basis van niet-ontvankelijkheid en verkeerde bekendmaking

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een verzoek van appellante om terug te komen van een eerder besluit van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) van 23 januari 2008, waarin haar aanvraag voor een ANW-uitkering werd afgewezen. De Svb had dit verzoek in een besluit van 17 februari 2021 afgewezen, en het bezwaar daartegen was in een beslissing op bezwaar van 22 september 2021 niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift buiten de bezwaartermijn was ingediend.

De rechtbank had het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, maar appellante was het daar niet mee eens en ging in hoger beroep. Tijdens de zitting werd erkend dat het bestreden besluit naar een verkeerd adres was verstuurd, waardoor het niet op de juiste wijze bekend was gemaakt. Dit leidde ertoe dat het hoger beroep slaagde. De Raad vernietigde zowel de aangevallen uitspraak als het bestreden besluit en besloot zelf in de zaak te voorzien.

De Raad oordeelde dat appellante geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden had aangevoerd die aanleiding gaven om het besluit van 23 januari 2008 te herzien. De Raad concludeerde dat de weigering van de ANW-uitkering aan appellante terecht was, en dat de Svb niet verplicht was om terug te komen op het eerdere besluit, noch voor het verleden, noch voor de toekomst. De Svb werd veroordeeld in de kosten van het griffierecht van € 186,-.

Uitspraak

23/1875 AOW-PV
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 28 april 2023, 22/2524 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 4 april 2024
Zitting heeft: M.A.H. van Dalen-van Bekkum, als lid van enkelvoudige kamer
Griffier: M. Dafir
Ter zitting is verschenen: mr. M.R. Schuurman namens de Svb

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • vernietigt het bestreden besluit van 22 september 2021;
  • verklaart het bezwaar tegen het besluit van 17 februari 2021 ongegrond;
  • veroordeelt de Svb in het griffierecht van in totaal € 186,-.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1.1.
Bij besluit van 23 januari 2008 heeft de Svb de aanvraag van appellante om toekenning van een ANW [1] -uitkering afgewezen, omdat haar echtgenoot op de datum van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW. In december 2020 heeft appellante gevraagd om terug te komen van het besluit van 23 januari 2008.
1.2.
Bij besluit van 17 februari 2021 heeft de Svb dit verzoek afgewezen. Bij beslissing op bezwaar van 22 september 2021 (bestreden besluit) is het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift buiten de bezwaartermijn is ingediend.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.
3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Zij heeft haar standpunt herhaald dat zij een ANW-uitkering wil ontvangen, omdat haar man een ouderdomspensioen ontving.
4.1.
Ter zitting is besproken, en ook door de Svb erkend, dat het bestreden besluit naar een verkeerd adres is verstuurd. Het bestreden besluit is hierdoor niet op de juiste wijze bekend gemaakt als bedoeld in artikel 6:8 van de Awb [2] . Hierdoor slaagt het hoger beroep. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Ook het bestreden besluit moet worden vernietigd. De Raad ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien.
4.2.
Appellante heeft de Svb in december 2020 gevraagd om van het in rechte vaststaande besluit van 23 januari 2008 terug te komen, als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb. Het gaat hier om een duuraanspraak.
4.3.
Voor wat betreft de periode tot het verzoek om herziening is de Raad van oordeel dat appellante geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden heeft aangevoerd die aanleiding geven om het besluit van 23 januari 2008 te herzien. Maar ook voor de periode hierna hoeft de Svb aan appellante geen ANW-uitkering toe te kennen. De Raad acht de weigering van een ANW-uitkering aan appellante juist. De Svb hoeft daarom noch voor het verleden, noch voor de toekomst terug te komen van het besluit van 23 januari 2008.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) M. Dafir (getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d’Appel Centrale),
statue:
  • casse la décision attaquée;
  • annule la décision attaquée du 22 Septembre 2021;
  • déclare non fondé l’objection contre la décision du 17 Février 2021;
  • determine que la SVB remboursera le droit de greffe de € 186,- au total.
Par conséquent, décidée par M.A.H. van Dalen-van Bekkum en présence de M. Dafir en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 4 Avril 2024.

Voetnoten

1.Algemene nabestaandenwet.
2.Algemene wet bestuursrecht.