ECLI:NL:CRVB:2024:885
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van WW-uitkering en toeslag met betrekking tot ontvangen inkomsten
In deze zaak gaat het om de herziening van een WW-uitkering en de terugvordering van een te veel betaald bedrag van € 997,92 door het Uwv. De appellant ontving een WW-uitkering voor de maand januari 2021, maar na controle bleek dat hij meer inkomsten had ontvangen dan hij had opgegeven. Het Uwv herzag de uitkering en vorderde het te veel betaalde bedrag terug. De appellant betwistte deze beslissing en stelde dat de toepassing van artikel 4:1, derde lid, van het AIB in zijn geval leidde tot een kennelijk onredelijk resultaat. De rechtbank oordeelde echter dat het Uwv terecht had gehandeld en dat de herziening en terugvordering rechtmatig waren. De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat de appellant geen recht had op de WW-uitkering voor januari 2021, omdat zijn werkelijke inkomsten hoger waren dan opgegeven. De Raad benadrukte dat niet elk nadelig resultaat als kennelijk onredelijk kan worden aangemerkt en dat de appellant onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling.