ECLI:NL:CRVB:2025:1148

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 juli 2025
Publicatiedatum
5 augustus 2025
Zaaknummer
23/1150 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.T.H. Zimmerman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een dwangsom in het kader van bijzondere bijstand voor tandheelkundige behandelingen

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, die op 7 april 2023 het beroep tegen het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen ongegrond heeft verklaard. De zaak betreft de afwijzing van een dwangsom, waarbij appellant stelt dat het college niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag van 10 september 2020 voor bijzondere bijstand voor tandheelkundige behandelingen. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld op een zitting van 10 juni 2025, waar appellant aanwezig was en het college vertegenwoordigd werd door mr. V. Djordjevic.

De Raad heeft vastgesteld dat het college op 7 januari 2021 een besluit heeft genomen op de aanvraag van appellant, waarbij bijzondere bijstand is toegekend voor de kosten van tandheelkundige behandelingen met betrekking tot gebitselement 22, terwijl de aanvraag voor de kosten van gebitselementen 14 en 24 is afgewezen. Appellant heeft in hoger beroep een kostenoverzicht van tandheelkundige behandelingen in 2021 ingebracht, maar de Raad oordeelt dat deze kosten niet onder de aanvraag van 10 september 2020 vallen. De Raad concludeert dat het college tijdig op de aanvraag heeft beslist en dat de afwijzing van de dwangsom in stand blijft.

De uitspraak van de Raad bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank, en omdat het hoger beroep niet slaagt, krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht. De uitspraak is gedaan door J.T.H. Zimmerman, in tegenwoordigheid van S. van Pelt als griffier, en is openbaar uitgesproken op 22 juli 2025.

Uitspraak

23/1150 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 7 april 2023, 22/3506 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen (college)
Datum uitspraak: 22 juli 2025

SAMENVATTING

Deze zaak gaat over de afwijzing van een dwangsom. Anders dan appellant heeft betoogd, heeft het college een besluit genomen op de aanvraag van 10 september 2020. Appellant krijgt dus geen gelijk.

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft nadere stukken ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 10 juni 2025. Appellant is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. V. Djordjevic.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant heeft op 15 juli 2020 en 10 september 2020 bijzondere bijstand aangevraagd voor (onder meer) de kosten van tandheelkundige behandelingen voor gebitselementen 14, 22 en 24.
1.2.
Met een besluit van 7 januari 2021
,na bezwaar gehandhaafd met een besluit van 11 mei 2021
,heeft het college bijzondere bijstand toegekend voor de kosten van de tandheelkundige behandelingen met betrekking tot gebitselement 22 en de aanvraag voor de kosten van de tandheelkundige behandelingen met betrekking tot gebitselementen 14 en 24 afgewezen.
1.3.
Op 7 juli 2022 heeft appellant het college in gebreke gesteld, omdat niet op de aanvraag van 10 september 2020 zou zijn beslist.
1.4.
Met een besluit van 14 juli 2022, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 10 oktober 2022 (bestreden besluit), heeft het college vastgesteld dat hij geen dwangsom is verschuldigd, omdat hij met het besluit van 7 januari 2021 op de aanvraag van 10 september 2020 heeft beslist.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat hij daartegen heeft aangevoerd, wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. De wettelijke regel die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk is, is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Afwijzing dwangsom
4.1.
Appellant heeft aangevoerd dat hij recht heeft op een maximale dwangsom, omdat het college niet heeft beslist op zijn aanvraag van 10 september 2020. Deze beroepsgrond slaagt niet. Daartoe is het volgende van belang.
4.1.1.
Ter zitting is komen vast te staan dat tussen partijen niet in geschil is dat met het besluit van 7 januari 2021 is beslist op de aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van tandheelkundige behandelingen voor het jaar 2020 (met betrekking tot gebitselementen 14, 22 en 24). Dit betekent dat het college in zoverre op de aanvraag van 10 september 2020 heeft beslist.
4.1.2.
Voor zover appellant zich op het standpunt stelt dat de aanvraag van 10 september 2020 meer omvat dan de kosten van tandheelkundige behandelingen voor 2020, houdt die stelling geen stand. Appellant heeft weliswaar in hoger beroep een kostenoverzicht ingebracht van tandheelkundige behandelingen in 2021, maar op die kosten kan de aanvraag van 10 september 2020 geen betrekking hebben. Dit alleen al omdat ten tijde van de aanvraag niet duidelijk was welke tandheelkundige behandelingen er allemaal nog moesten plaatsvinden en welke kosten hier (naar schatting) aan zouden zijn verbonden. Dit heeft appellant op het moment van de aanvraag niet geconcretiseerd.

Conclusie en gevolgen

5. Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat afwijzing van de dwangsom in stand blijft.
6. Omdat het hoger beroep niet slaagt, krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.T.H. Zimmerman, in tegenwoordigheid van S. van Pelt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2025.
(getekend) J.T.H. Zimmerman
(getekend) S. van Pelt

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regel

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:17
(…)
3. De eerste dag waarover de dwangsom verschuldigd is, is de dag waarop twee weken zijn verstreken na de dag waarop de termijn voor het geven van de beschikking is verstreken en het bestuursorgaan van de aanvrager een schriftelijke ingebrekestelling heeft ontvangen.
(…)