ECLI:NL:CRVB:2025:1257

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 augustus 2025
Publicatiedatum
21 augustus 2025
Zaaknummer
25/819 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentieel hoger beroep niet-ontvankelijk wegens ontbreken procesbelang in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak beslist de Centrale Raad van Beroep dat het incidenteel hoger beroep van betrokkene niet-ontvankelijk is vanwege het ontbreken van procesbelang. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt eveneens afgewezen. De zaak betreft een hoger beroep dat is ingesteld door het dagelijks bestuur van de GGD en Veilig Thuis [regio] tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had eerder het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het besluit van het dagelijks bestuur tot afwijzing van de verwijdering van een zorgmelding vernietigd. Na de uitspraak heeft het dagelijks bestuur hoger beroep ingesteld, maar dit hoger beroep werd later ingetrokken. Betrokkene heeft in reactie hierop incidenteel hoger beroep ingesteld, maar de Raad oordeelt dat er geen procesbelang meer is, aangezien het dagelijks bestuur heeft aangegeven uitvoering te geven aan de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad concludeert dat het incidenteel hoger beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk zijn, omdat het voor betrokkene geen feitelijke betekenis meer heeft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

25/819 WMO15, 25/735 WMO15-VV
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54, 8:83, derde lid en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verband met het incidenteel hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 13 juli 2023, 23/769 (aangevallen uitspraak) en op het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Awb
Partijen:
het dagelijks bestuur van de GGD en Veilig Thuis [regio] (dagelijks bestuur)
[Betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
Datum uitspraak: 20 augustus 2025
SAMENVATTING
In deze zaak beslist de Raad dat het incidenteel hoger beroep van betrokkene nietontvankelijk is vanwege het ontbreken van procesbelang. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.

PROCESVERLOOP

Het dagelijks bestuur heeft hoger beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) en nadere stukken ingediend. Betrokkene heeft een verweerschrift en nadere stukken ingediend en incidenteel hoger beroep ingesteld. Het dagelijks bestuur heeft een zienswijze ingediend.
De Afdeling heeft het hoger beroep doorgezonden naar de Raad.
Betrokkene heeft een voorlopige voorziening ingediend.
Het dagelijks bestuur heeft het hoger beroep ingetrokken.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
De politie [regio] heeft een zorgmelding aangemaakt en deze melding is via CORV [1] doorgestuurd naar Veilig Thuis [regio]. Na een gegrond verklaarde klacht van betrokkene heeft de politie de CORV-melding verwijderd en Veilig Thuis [regio] verzocht de melding als niet verzonden te beschouwen. Betrokkene heeft vervolgens op 7 december 2022 verzocht om de CORV-melding en alle verwijzingen hiernaar te verwijderen uit het dossier van Veilig Thuis [regio]. Betrokkene heeft het dagelijks bestuur in gebreke gesteld en een beroep ingediend bij de rechtbank wegens het niet tijdig nemen van een besluit op het verzoek. Het dagelijks bestuur heeft bij besluit van 2 februari 2023 de aanvraag van betrokkene tot verwijdering van de CORV-melding uit het dossier van Veilig Thuis [regio] afgewezen.
Uitspraak van de rechter
2. De rechtbank heeft het beroep voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk verklaard en het beroep mede gericht geacht tegen het besluit van 2 februari 2023. De rechtbank heeft dit beroep gegrond verklaard en het besluit van 2 februari 2023 vernietigd. De rechtbank heeft aanleiding gezien om zelf een beslissing te nemen en bepaald dat het dagelijks bestuur de gegevens over de CORV-melding vernietigt en dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde besluit.
Na de uitspraak van de rechter
3.1.
Het dagelijks bestuur is het niet eens met de uitspraak van de rechtbank en heeft hoger beroep ingesteld. Betrokkene heeft daartegen verweer gevoerd en incidenteel hoger beroep ingesteld. Betrokkene heeft naar voren gebracht dat zij tevreden is met de aangevallen uitspraak. Nu het dagelijks bestuur echter hoger beroep heeft ingesteld, wil zij in incidenteel hoger beroep één grond aanvoeren. Zij wil dat duidelijk wordt hoe Veilig Thuis [regio] moet omgaan met een CORV-melding die is verkregen via de politie, in het geval dat de politie zelf heeft aangegeven deze CORV-melding te hebben verwijderd en Veilig Thuis [regio] heeft verzocht de melding als niet verzonden te beschouwen.
3.2.
Betrokkene heeft vervolgens een voorlopige voorziening ingediend waarin zij verzoekt Veilig Thuis [regio] te verplichten de CORV-melding en alle verwijzingen hiernaar per direct uit het dossier te verwijderen, verdere verwerking of verspreiding van deze melding te staken en partijen waarmee deze informatie onrechtmatig werd gedeeld van de vernietiging van deze gegevens formeel op de hoogte te stellen.
3.3.
Op 19 mei 2025 heeft het dagelijks bestuur het hoger beroep ingetrokken en de Raad medegedeeld dat uitvoering gegeven zal worden aan de aangevallen uitspraak en dat de melding conform artikel 5.3.1. van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen drie maanden, wordt vernietigd. Op 30 juli 2025 heeft het dagelijks bestuur de Raad bericht dat de CORV-melding en de verwijzingen hiernaar daadwerkelijk uit het dossier van Veilig Thuis [regio] zijn verwijderd.
3.4.
Betrokkene heeft de Raad desgevraagd medegedeeld het incidenteel hoger beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening te willen handhaven.

Het oordeel van de Raad

4.1.
Gelet op artikel 8:111, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht heeft de intrekking van het hoger beroep door het dagelijks bestuur geen gevolgen voor de ontvankelijkheid van het door betrokkene ingestelde incidenteel hoger beroep.
4.2.
De Raad ziet zich gesteld voor de vraag of betrokkene voldoende procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak.
4.3.
Het is vaste rechtspraak [2] , voor zover hier van belang, dat pas sprake is van (voldoende) procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijke betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang.
4.4.
Het dagelijks bestuur heeft het hoger beroep ingetrokken en heeft de Raad medegedeeld dat uitvoering gegeven zal worden aan de aangevallen uitspraak en dat de CORV-melding en de verwijzingen hiernaar worden vernietigd. Betrokkene heeft de Raad laten weten het incidenteel hoger beroep te willen handhaven, omdat zij antwoord wil op de vraag hoe een overheidsorganisatie moet omgaan met een melding in het systeem als een andere overheidsorganisatie heeft doorgegeven dat deze melding als niet verzonden moet worden beschouwd en verdere verwerking moet worden gestaakt. Zij wil voorkomen dat andere inwoners van Nederland hier de dupe van worden.
4.5.
Het antwoord op deze vraag betreft louter een principiële kwestie waarbij betrokkene zelf geen belang meer heeft. Dit is gelet op 4.3 onvoldoende om procesbelang aan te nemen, omdat het voor betrokkene geen feitelijke betekenis heeft.

Conclusie en gevolgen

5. Uit wat onder 4.2 tot en met 4.5 is overwogen volgt dat het incidenteel hoger beroep wegens het ontbreken van procesbelang kennelijk niet-ontvankelijk moet worden verklaard, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist. Met het oog daarop is ook het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening kennelijk-niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • verklaart het incidenteel hoger beroep niet-ontvankelijk;
  • verklaart het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij, in tegenwoordigheid van H. de Brabander als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 augustus 2025.
(getekend) H.J. de Mooij
(getekend) H. de Brabander
Tegen deze uitspraak op het hoger beroep kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.

Voetnoten

1.Collectieve Opdracht Routeer Voorziening.
2.Vergelijk de uitspraak van 8 april 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:887.