Op 22 augustus 2025 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 25/563 AOW. Het hoger beroep van appellante, die in Marokko woont, was niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht van € 143,- niet binnen de gestelde termijn was betaald. Appellante had eerder een brief ontvangen waarin zij was gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, met een deadline van 28 dagen na verzending van de brief. Ondanks een tweede herinnering per aangetekende brief, waarin opnieuw werd gewezen op de betalingsverplichting, was het griffierecht niet tijdig voldaan. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het hoger beroep daardoor niet inhoudelijk kon worden behandeld. De uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in aanwezigheid van griffier A. Giesen, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan de mogelijkheid open om binnen zes weken schriftelijk verzet aan te tekenen.