ECLI:NL:CRVB:2025:1429

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 september 2025
Publicatiedatum
25 september 2025
Zaaknummer
24/2027 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak betreffende kinderbijslag

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. H. Akbaba, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 8 augustus 2024. De rechtbank had in die uitspraak een beslissing genomen over de kinderbijslag van appellante. Op 10 juli 2025 heeft mr. Akbaba het hoger beroep ingetrokken, omdat het bestuursorgaan, de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb), volledig tegemoet was gekomen aan de bezwaren van appellante. De Svb had op 25 juni 2025 een nieuwe beslissing genomen, waarbij kinderbijslag werd toegekend vanaf het tweede kwartaal van 2020.

De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak de Svb veroordeeld in de proceskosten van appellante. De kosten zijn begroot op € 1.814,- voor de procedure in beroep en € 907,- voor het hoger beroep, met een totaalbedrag van € 2.721,-. Daarnaast moet de Svb het door appellante betaalde griffierecht in zowel de beroepsprocedure als het hoger beroep vergoeden, respectievelijk € 50,- en € 138,-. De uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van griffier A. Giesen, en is openbaar uitgesproken op 26 september 2025.

Uitspraak

Datum uitspraak: 26 september 2025
24/2027 AKW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
8 augustus 2024, 22/88
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. H. Akbaba, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.
Bij brief van 10 juli 2025 heeft mr. Akbaba namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht de Svb te veroordelen in de proceskosten.
De Svb heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Vastgesteld wordt dat de Svb op 25 juni 2025 een nieuwe beslissing op het bezwaar van appellante heeft genomen. Aan appellante is kinderbijslag toegekend vanaf het tweede kwartaal van 2020. Daarmee is volledig aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen, zodat de gemachtigde van appellante het hoger beroep heeft ingetrokken.
Met het nieuwe besluit heeft de Svb tevens de door appellante in bezwaar gemaakte kosten vergoed. De Raad veroordeelt de Svb daarom nog in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.814,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,- en wegingsfactor 1) en € 907,- in hoger beroep
(1punt voor het indienen van het hogerberoepschrift).
Ook dient de Svb het door appellante in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • veroordeelt de Svb in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 2.721,-;
  • bepaalt dat de Svb het door appellante in beroep betaalde griffierecht van € 50,- vergoedt;
  • bepaalt dat de Svb het door appellante in hoger beroep betaalde griffierecht van
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van
A.Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 september 2025.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) A. Giesen