ECLI:NL:CRVB:2025:165
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Terugvordering bijstand wegens naderhand verkregen middelen en vaststelling vermogen na erfenis
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, die sinds 23 januari 2014 bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet, heeft een erfenis ontvangen van zijn moeder. Het college van burgemeester en wethouders van Hoogeveen heeft vastgesteld dat het vermogen van de appellant het vrij te laten vermogen overschrijdt, en heeft het bedrag waarmee dit vermogen de vermogensgrens overschrijdt teruggevorderd. De appellant heeft in hoger beroep geen concrete gronden aangevoerd die specifiek op de zaak zijn toegespitst, waardoor het hoger beroep niet slaagt.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 10 december 2024, waarbij de appellant niet aanwezig was, maar het college vertegenwoordigd werd door mr. M. Engels en mr. C. Beens. De rechtbank had eerder het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. De appellant heeft de hoogte van de terugvordering en de vaststelling van zijn vermogen niet betwist, en de Raad is van mening dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de gronden van de appellant te onbepaald zijn om als tegenargument tegen het bestreden besluit te worden aangemerkt.
De uitspraak van de Raad houdt in dat het bestreden besluit in stand blijft, en de appellant krijgt geen vergoeding voor zijn proceskosten of het betaalde griffierecht. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door J.T.H. Zimmerman, met I. van der Hout als griffier.