ECLI:NL:CRVB:2025:222

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
10 februari 2025
Zaaknummer
22/3952 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Rechters
  • J.T.H. Zimmerman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om met behoud van bijstand en vergoeding van kosten een opleiding te volgen; verzoek om schadevergoeding afgewezen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag door appellante om met behoud van bijstand en vergoeding van kosten een opleiding te volgen. Appellante had geweigerd om mee te werken aan een belastbaarheidsonderzoek, waardoor het college niet in staat was om te beoordelen wat haar niveau en belastbaarheid was en welke opleiding zij zou kunnen volgen. Het college heeft de aanvraag afgewezen, omdat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat de gevraagde opleiding haar kansen op de arbeidsmarkt zou vergroten. Appellante heeft later aangegeven dat zij de opleiding niet meer hoeft te volgen, maar heeft wel een verzoek om schadevergoeding ingediend, dat eveneens werd afgewezen.

De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet heeft meegewerkt aan de onderzoeken die nodig waren om haar aanvraag te beoordelen. Ondanks dat appellante heeft aangevoerd dat het college haar kansen op de arbeidsmarkt heeft verwoest en dat zij jarenlang geen opleidingen heeft aangeboden gekregen, heeft de Raad geoordeeld dat het college voldoende pogingen heeft gedaan om met appellante in gesprek te gaan en dat de afwijzing van de aanvraag rechtmatig was. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Raad heeft deze uitspraak bevestigd. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, omdat het college niet in staat was om de aanvraag te beoordelen zonder de benodigde informatie van appellante.

Uitspraak

22/3952 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 15 november 2022, 21/1098 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om vergoeding van schade
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Maastricht (college)
Datum uitspraak: 14 januari 2025

SAMENVATTING

Deze zaak gaat over een afwijzing van een aanvraag om toestemming om op kosten van het college en met behoud van uitkering een opleiding te volgen. Volgens het college heeft appellante niet aannemelijk gemaakt dat de gevraagde opleiding de kansen van appellante op betaald werk vergroot. Appellante is het daar niet mee eens, maar heeft te kennen gegeven dat zij inmiddels de opleiding niet meer hoeft te volgen. Zij wil echter nog wel schadevergoeding. Appellante krijgt geen gelijk en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. J. van de Wiel, advocaat, hoger beroep ingesteld en een verzoek om vergoeding van schade ingediend. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Appellante heeft op 27 augustus 2023 medegedeeld dat haar advocaat zich aan de zaak heeft onttrokken.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 19 november 2024. Appellante is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door W.H.A. Ottenheim.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Historie
1.1.
Appellante ontvangt al geruime tijd bijstand van het college. In 2013 heeft een arts op verzoek van het college een belastbaarheidsrapport over appellante opgesteld, waarin is vermeld dat de situatie van appellante voldoet aan het criterium van geen duurzaam benutbare mogelijkheden. In de loop der jaren is volgens het college contact geweest met appellante over re-integratie. In 2014 tot en met 2017 heeft Sociale zaken Maastricht Heuvelland (Sociale zaken) volgens appellante opleidingen met baangarantie afgewezen. Op 24 januari 2020 heeft een medewerkster van de gemeente appellante per brief medegedeeld dat appellante verzoekt om een studie te volgen, en dat zij graag met appellante willen onderzoeken welke stap hierin genomen moet worden. Een eerste stap is om het profiel van appellante zo goed mogelijk samen te stellen. Op basis van het profiel zou appellante dan met haar consulente een vervolg kunnen kiezen dat succesvol is.
De aanvraag
1.2.
Op 14 april 2020 heeft appellante het college per e-mail verzocht om toestemming om op kosten van het college verschillende thuisstudies te doen zodat zij na de Coronacrisis breed en doelgericht kan solliciteren.
1.3.
Het college heeft appellante met een e-mail van 10 augustus 2020 uitgenodigd voor een gesprek op 16 september 2020. Appellante is niet verschenen. Op 9 november 2020 heeft appellante schriftelijk gereageerd waarbij zij zegt dat zij een cursus schuldhulpverlening van een jaar wil doen bij het LOI.
1.4.
Met een brief van 22 december 2020 heeft het college appellante nogmaals uitgenodigd voor een gesprek met haar contactpersoon en de teammanager op 15 januari 2021. Dit was in verband met e-mailcontact tussen de wethouder en appellante, naar aanleiding waarvan de wethouder de teammanager heeft gevraagd om in gesprek te gaan met appellante over de mogelijkheden die het college heeft om appellante te begeleiden naar werk en de mogelijkheden van een studie als voorbereiding hierop. De datum van het gesprek was blijkens de brief in onderling overleg met appellante vastgesteld. Appellante heeft zich voor dat gesprek afgemeld.
1.5.
Met een besluit van 1 februari 2021 heeft het college de aanvraag om met behoud van bijstand en vergoeding van kosten een opleiding te volgen afgewezen. Aan het besluit ligt ten grondslag dat niet is aangetoond dat een opleiding de kansen op betaald werk vergroot.
1.6.
In bezwaar is appellante gehoord. Tijdens het gehoor heeft appellante – onder meer – verklaard dat zij 5 jaar havo heeft gedaan, zonder eindexamen en 1 jaar atheneum, maar gestopt is. Ze heeft geen diploma's. Zij heeft verzocht om een eenjarige thuisopleiding om de coronatijd door te komen. Het betrof een LOI-opleiding tot 1e fase bewindvoerder. Tevens heeft zij verzocht om een tweejarige opleiding. Zij verzoekt niet om een specifieke opleiding, maar het betreft een lijst met allerlei breed uiteenlopende opleidingen. Verder is aan appellante gevraagd of zij open staat voor een nieuw gesprek om haar uitstroommogelijkheden te bespreken. Appellante heeft verklaard niet te weten of ze openstaat voor een gesprek. Ze is 12 jaar van haar leven kwijt en is door alles heel eenzaam geworden. Haar enige doel om te blijven leven is het volgen van een studie om zo rust en een ritme te krijgen in haar leven.
1.7.
Bij besluit van 15 maart 2021 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 1 februari 2021 ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag dat het volgen van de door appellante gevraagde opleidingen haar kansen op de arbeidsmarkt niet veel zal vergroten. Op voorhand staat niet vast dat het met succes afronden van deze opleidingen de kansen op de arbeidsmarkt dusdanig worden vergroot, dat appellante dan met succes kan deelnemen aan de arbeidsmarkt.
1.8.
Nadat appellante in beroep is gegaan tegen het bestreden besluit, heeft een consulent appellante met een brief van medio april 2021 voorgesteld een nieuw belastbaarheidsonderzoek aan te vragen om zo de belastbaarheid opnieuw te laten beoordelen. Appellante stond daar destijds niet positief tegenover. Applelante is bij brief van 24 februari 2022 uitgenodigd voor een gesprek op 4 maart 2022. Appellante heeft de uitnodigingsbrieven ongeopend retour gestuurd en is niet verschenen. Bij aangetekende brief van 7 maart 2022 heeft de consulent aan appelante nogmaals een belastbaarheidsonderzoek voorgesteld om zo de belastbaarheid/mogelijkheden opnieuw in beeld te krijgen en voorgesteld dit in een gesprek op 18 maart 2022 te bespreken. Appellante heeft naar aanleiding van de melding van de post dat ze een aangetekend stuk van Sociale zaken kon ophalen aan het college gemaild dat ze niet van plan is de aangetekende brief af te halen en dat de brief rechtsreeks naar de rechtbank gestuurd kan worden.
1.9.
Bij brief van 5 april 2022 heeft een medewerker van het bedrijfsbureau appellante uitgenodigd voor een belastbaarheidsonderzoek door een psycholoog op het spreekuur van 26 april 2022. Appellante heeft aan de consulent per e-mail medegedeeld dat de zaak bij de rechter ligt en dat zij niet naar een onderzoek gaat.
1.10.
Met een brief van 7 april 2022 heeft appellante aan de rechtbank gemeld dat haar eis om educatie is vervallen aangezien zij 53 jaar oud is en dat zij bereid is om een passende schadevergoeding voor het verlies van 14 jaar te accepteren.
1.11.
Met een brief van 8 januari 2024 heeft het college een verzoek om vergoeding van de schade ter hoogte van € 72.826,35 over de periode van 8 maart 2009 tot en met 31 december 2022 afgewezen.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft – onder meer – overwogen dat, alhoewel appellante ter zitting heeft verklaard niet (meer) bereid te zijn mee te werken aan een traject van het college ter beoordeling of haar een opleiding kan worden aangeboden om uit de bijstand uit te stromen, zij procesbelang heeft, omdat zij heeft gesteld schade te hebben geleden en op voorhand niet is uitgesloten dat zij schade heeft geleden. Het besluit is naar het oordeel van de rechtbank verder rechtmatig. Het college heeft geen informatie op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat eiseres met de gevraagde scholing aan de arbeidsmarkt kan deelnemen, waarmee dus niet wordt voldaan aan de daarvoor gestelde vereisten.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellante voert – samengevat – aan dat het belastbaarheidsonderzoek in 2013 maar voor één jaar geldig was en dat het advies daarin totaal niet klopt. Het college heeft appellante 14 jaar lang geen opleidingen aangeboden, er was sprake van een ontmoedigingsbeleid. Het college heeft het belastbaarheidsrapport al die jaren laten voortduren. In 2018 is door een medewerker van de gemeente haar een oprotpremie aangeboden. Medewerkers van de gemeente hebben haar geprobeerd telefonisch te intimideren en ook bij de rechtbank is appellante in de pauze in de wachthal door de medewerkster van de gemeente geïntimideerd. Het college heeft haar tot 2022 letterlijk buiten de maatschappij gezet en haar haar kansen op een leven onafhankelijk van de bijstand en de mogelijkheid om zich te ontwikkelen, carrière te maken, en eventueel kinderen te adopteren afgenomen en haar meer dan 11 jaar in een levende hel laten zitten. Het college heeft door niet mee te werken aan de bekostiging van de opleiding nog een keer anderhalf jaar van haar leven afgenomen en haar kansen op de arbeidsmarkt of eenvoudig weg terug te gaan naar een andere provincie zo goed als verwoest. Het college mocht de aanvraag om op kosten van het college een opleiding te volgen niet afwijzen. De rechtbank heeft volgens haar ten onrechte aangenomen dat zij onvoldoende informatie heeft verschaft. Het college had kunnen concluderen dat appellante met de verzochte opleiding aan de arbeidsmarkt had kunnen deelnemen.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit over de afwijzing van de aanvraag in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. De wettelijke en andere regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.1.
De beroepsgronden als weergegeven onder 3 slagen niet. Het volgende is daarbij van belang.
4.2.
Bij een aanvraag om een re-integratievoorziening op grond van artikel 10 van de Participatiewet is de betrokkene gehouden om de daarvoor benodigde gegevens te verschaffen en om mee te werken aan een onderzoek door de bijstandverlenende instantie naar de noodzaak van die voorziening. De Raad heeft eerder overwogen dat als de betrokkene niet meewerkt aan zo een onderzoek, dit grond kan vormen om de aanvraag om die voorziening af te wijzen. [1]
4.3.
Vaststaat dat het college appellante twee keer heeft uitgenodigd voor een gesprek, maar dat dit gesprek niet heeft plaatsgevonden, omdat appellante niet is verschenen. Dat zij zich per voicemail voor het eerste gesprek heeft afgemeld, blijkt niet uit het dossier. Volgens het college blijkt uit navraag bij de betreffende medewerker dat zij de eerste afspraak niet heeft afgezegd. Partijen zijn het er wel over eens dat appellante de tweede afspraak heeft afgezegd. Bij navraag bij de medewerker is volgens het bestreden besluit gebleken dat appellante geen nieuwe afspraak meer wilde maken. Tijdens de hoorzitting in bezwaar heeft het college opnieuw aangeboden om met appellante in gesprek te gaan. Appellante heeft daar twijfelend op gereageerd en nadien niet om een gesprek gevraagd. In de beroepsfase heeft het college voorgesteld om een belastbaarheidsonderzoek te verrichten, wat appellante heeft afgewezen. Het college heeft ter zitting van de rechtbank en bij de Raad toegelicht dat zij door middel van de gesprekken en een nieuw belastbaarheidsonderzoek wilden vaststellen wat het niveau en de belastbaarheid van appellante is en wat voor soort opleiding eiseres aan kan.
4.4.
Het college wilde hierover dus met appellante in gesprek gaan en heeft, alhoewel deels in beroep, voldoende pogingen gedaan om te onderzoeken of aan artikel 15 van de Verordening werd voldaan, maar heeft dit niet kunnen beoordelen omdat, laatstelijk door weigering van appellante, geen gesprek heeft plaatsgevonden. Appellante heeft op zitting van de rechtbank ook duidelijk aangegeven dat zij niet aan een belastbaarheidsonderzoek zal meewerken. Het college heeft als gevolg daarvan geen informatie kunnen vergaren op grond waarvan kan worden beoordeeld wat het niveau en de belastbaarheid van appellante is en wat voor soort opleiding appellante aan kan. Het college kon de aanvraag daarom afwijzen.
4.5.
Over de intimiderende wijze van benadering van appellante door medewerkers van de gemeente is niets te vinden in het dossier en dit is dus niet verifieerbaar. Het college heeft deze intimidaties ook betwist. Appellante heeft over de bejegening tijdens de pauze van de rechtbank een klacht ingediend, waarin dit aan de orde kan komen. Over alles wat in de afgelopen 14 jaar is voorgevallen tussen appellante en het college kan de Raad in deze uitspraak geen oordeel geven, dit valt buiten de omvang van het geding.

Conclusie en gevolgen

4.6.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Omdat het bestreden besluit in stand blijft, wordt het verzoek om vergoeding van schade afgewezen.
4.7.
Het verzoek om schadevergoeding dat appellante heeft gedaan over de periode van 2009 tot en met 2022 en waar het college op 8 januari 2024 afwijzend op heeft beslist valt buiten de omvang van dit geding. Appellante kan hierover een verzoekschrift indienen bij de rechtbank.
5. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • bevestigt de aangevallen uitspraak;
  • wijst het verzoek om vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door J.T.H. Zimmerman, in tegenwoordigheid van N. Benhaddou als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 januari 2025.
(getekend) J.T.H. Zimmerman
(getekend) N. Benhaddou

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke en verordenende regels

Artikel 7, eerste lid, van de Participatiewet
Het college:
a. ondersteunt bij arbeidsinschakeling:
1. personen die algemene bijstand ontvangen,
(…)
Artikel 10, eerste lid, van de Participatiewet
Personen die algemene bijstand ontvangen, personen als bedoeld in de artikelen 34a, vijfde lid, onderdeel b, 35, vierde lid, onderdeel b, en 36, derde lid, onderdeel b, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen tot het moment dat het inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon vermenigvuldigd met de arbeidsduur welke in overeenkomstige dienstbetrekking in de regel geacht wordt een volledige dienstbetrekking te vormen bedraagt, personen met een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet en niet-uitkeringsgerechtigden hebben, overeenkomstig de verordening, bedoeld in artikel 8a, aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling, waaronder persoonlijke ondersteuning bij het verrichten van de aan die persoon opgedragen taken, indien die persoon zonder die ondersteuning niet in staat zou zijn die taken te verrichten.
Artikel 2 van de Verordening re-integratie, participatie en tegenprestatie Participatiewet Maastricht-Heuvelland 2016 e.v.
1. Het doel van de inzet van voorzieningen is het bevorderen van werken cq. participeren naar vermogen
van personen als genoemd in artikel 1, lid 1 van deze verordening, door het opdoen van werkervaring,
het aanleren van vaardigheden of kennis, het opdoen van werkritme, maatschappelijke participatie,
dan wel door het op andere wijze vergroten van de eigen persoonlijke, economische en
maatschappelijke zelfredzaamheid.
2. De voorziening is primair gericht op het trachten te verkrijgen, aanvaarden en behouden van algemeen geaccepteerde arbeid.
(…)
Artikel 15, eerste lid, van de Verordening re-integratie, participatie en tegenprestatie Participatiewet Maastricht-Heuvelland 2016 e.v.
Het College kan personen als bedoeld in artikel 1 lid 1 scholing aanbieden gericht op het behalen van een startkwalificatie, of indien dat niet haalbaar is, het behalen van een arbeidsmarktkwalificatie. De inzet van scholing dient gericht te zijn op bemiddeling en/of aanbodversterking met als doel verbetering van het arbeidsmarktperspectief.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van 16 juli 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1008.