ECLI:NL:CRVB:2025:418

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 maart 2025
Publicatiedatum
19 maart 2025
Zaaknummer
24/2335 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 maart 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen een besluit van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) van 12 augustus 2024. De appellant, vertegenwoordigd door mr. I.P.M. Boelens, heeft beroep ingesteld, maar heeft verzuimd het verschuldigde griffierecht van € 51,- tijdig te betalen. De appellant is meerdere keren gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, met duidelijke termijnen voor betaling. Ondanks deze waarschuwingen is het griffierecht niet binnen de gestelde termijn voldaan. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de appellant in verzuim is geweest. De Raad heeft besloten om zonder verder onderzoek het beroep niet-ontvankelijk te verklaren en heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en de appellant heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van het afschrift van de uitspraak schriftelijk verzet te doen.

Uitspraak

Datum uitspraak: 14 maart 2025
24/2335 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het geding tussen:
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. I.P.M. Boelens, advocaat, beroep ingesteld tegen het besluit van de Svb van 12 augustus 2024, nr. PF 0066153-0.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven.
Bij brief van 22 oktober 2024 is appellant erop gewezen dat een griffierecht van € 51,- is verschuldigd, en is medegedeeld dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de in die brief genoemde bankrekening moet zijn bijgeschreven.
Bij aangetekende brief van 22 november 2024 is appellant nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de datum van deze brief dient te zijn bijgeschreven op de in die brief genoemde bankrekening dan wel contant moet zijn betaald op het bezoekadres van de Raad. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, appellant er rekening mee moet houden dat het (hoger) beroep niet inhoudelijk behandeld kan worden.
De termijn is verstreken en het griffierecht is niet betaald.
Op grond van de beschikbare gegevens kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van
A.Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2025.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) A. Giesen
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.