ECLI:NL:GHAMS:1996:AA4319

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 november 1996
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
P95/2246
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag dividendbelasting en tijdigheid van beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 november 1996 uitspraak gedaan in een beroep van X Beheer B.V. tegen een naheffingsaanslag dividendbelasting voor het jaar 1991. De belanghebbende, X Beheer B.V., had op 24 mei 1995 een beroepschrift ingediend tegen de uitspraak van de inspecteur, die op 31 maart 1995 was gedateerd. De naheffingsaanslag, die een bedrag van f 242.738 betrof, was opgelegd zonder verhoging. De inspecteur had de naheffingsaanslag gehandhaafd na bezwaar. Tijdens de zitting op 16 oktober 1996 zijn zowel de belanghebbende als de inspecteur verschenen. De zaak werd gezamenlijk behandeld met een andere procedure die betrekking had op de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen van de belanghebbende.

De kern van het geschil was of het beroep tijdig was ingesteld en of de naheffingsaanslag in stand moest blijven. De inspecteur erkende dat er oude formulieren waren gebruikt voor de uitspraken op bezwaarschriften inzake dividendbelasting, waarop een termijn van twee maanden was vermeld. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende niet in verzuim was geweest en dat het beroep ontvankelijk was. Het Hof concludeerde dat de naheffingsaanslag dividendbelasting niet in stand kon blijven, omdat de heffing van dividendbelasting als voorheffing op de inkomstenbelasting diende te worden beschouwd. De uitspraak van de inspecteur werd vernietigd en de inspecteur werd gelast het griffierecht aan de belanghebbende te vergoeden.

Uitspraak

Gerechtshof te Amsterdam
Kenmerk: P95/2246
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Derde Meervoudige Belastingkamer
UITSPRAAK
op het beroep van X Beheer B.V. te Z, belanghebbende,
tegen
een uitspraak van de Inspecteur van de Belastingdienst Particulieren/Ondernemingen te P, de inspecteur.
1. Loop van het geding
Van belanghebbende is ter griffie een beroepschrift ontvangen op 24 mei 1995, ingediend door X te Z en aangevuld bij schrijven van 14 februari 1996.
Het beroep is gericht tegen de uitspraak van de inspecteur, gedagtekend 31 maart 1995, betreffende de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag dividendbelasting voor het jaar 1991.
De naheffingsaanslag bedraagt f 242.738 en is opgelegd zonder verhoging. Na bezwaar tegen de naheffingsaanslag is deze bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.
Het beroep strekt tot vernietiging van de uitspraak van de inspecteur en van de naheffingsaanslag.
De inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend en concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak.
Met toestemming van de voorzitter van de belastingkamer heeft belanghebbende een conclusie van repliek ingediend. De inspecteur heeft een conclusie van dupliek ingezonden.
Ter zitting van 16 oktober 1996 zijn verschenen X en de inspecteur. Met toestemming van partijen zijn de procedures met kenmerk 95/1339 inzake de aanslag inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen van X en de onderwerpelijke procedure gezamenlijk behandeld. De in de procedure 95/1339 overgelegde stukken worden ook geacht tot de stukken van dit geding te behoren.
X heeft een pleitnota voorgedragen en overgelegd waarvan de inhoud als hier opgenomen geldt. De inspecteur heeft zich daarover uitgelaten.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. X was in 1991 directeur en enig aandeelhouder van X Beheer B.V. (hierna: de BV). Hij heeft in 1991 aanzienlijke bedragen via opnamen in rekening-courant en ten titel van geldlening aan de BV onttrokken.
In verband daarmede heeft de inspecteur een bedrag van f 970.954 aangemerkt als uitdeling van winst en tot het belastbare inkomen van X gerekend.
Het beroep van X tegen deze bijtelling wordt behandeld in de aangehechte uitspraak met kenmerk 95/1339, waarnaar voor de vaststaande feiten verwezen zij.
2.2. De inspecteur heeft het onder 2.1. vermelde bedrag van f 970.954 tezelfdertijd ten grondslag gelegd aan de onderwerpelijke naheffingsaanslag dividendbelasting, opgelegd aan de BV.
De dagtekening van deze naheffingsaanslag is 7 oktober 1994; de dagtekening van de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1991 is 31 oktober 1994. Met laatstvermelde aanslag is geen dividendbelasting verrekend.
2.3. De uitspraak op het bezwaarschrift dividendbelasting is gedagtekend 31 maart 1995. Belanghebbende heeft overgelegd een copie van de uitspraak en van de daarbij gevoegde aanwijzingen voor het instellen van beroep. Daarin is vermeld dat het beroepschrift binnen twee maanden na de dagtekening bij het Hof moet zijn ingekomen.
Het beroep is op 24 mei 1995 ter griffie van het Hof ingekomen.
3. Geschil
Tussen partijen is in geschil of:
1. het beroep tijdig is ingesteld;
2. de naheffingsaanslag in stand moet blijven.
4. Standpunten van partijen
Voor de motivering van de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken en naar hetgeen in de aangehechte uitspraak met kenmerk 95/1339 is opgenomen.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. In onderdeel 17 van zijn conclusie van dupliek erkent de inspecteur dat na 1 januari 1994 voor uitspraken op bezwaarschriften inzake dividendbelasting nog geruime tijd oude formulieren zijn gebruikt waarop is vermeld dat de beroepstermijn twee maanden bedraagt.
Blijkens de door belanghebbende overgelegde copie is haar een zodanig oud formulier toegezonden. Het Hof heeft geen reden aan te nemen dat deze copie niet met de werkelijkheid overeenstemt.
Mitsdien kan redelijkerwijs niet geoordeeld worden dat belanghebbende in verzuim is geweest en kan zij in haar beroep worden ontvangen.
5.2. De inspecteur heeft ter zake van de door hem als uitdeling van winst aangemerkte bedragen van in totaal f 970.954 zowel het belastbare inkomen voor het jaar 1991 van X met dat bedrag verhoogd als de onderwerpelijke naheffingsaanslag dividendbelasting aan de BV opgelegd.
Daartoe is tezelfdertijd het initiatief genomen.
Kennelijk ten gevolge van de tijd, benodigd voor de administratieve verwerking van die beslissingen, en/of het beleid bij het dagtekenen van (naheffings)aanslagen, draagt de onderwerpelijke naheffingsaanslag dividendbelasting 1991 een eerdere dagtekening (7 oktober 1994) dan de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1991 (31 oktober 1994).
De nageheven dividendbelasting is niet verrekend met de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
5.3. Nu hier sprake is van dividendbelasting als voorheffing op de inkomstenbelasting, waarbij dus de heffing van dividendbelasting bij wijze van inhouding bij de bron dient om een vooruitbetaling op rekening van de te heffen inkomstenbelasting te verkrijgen, brengt dit mede dat, indien over de opbrengsten, welke aan dividendbelasting zijn onderworpen, reeds de daarvoor verschuldigde inkomstenbelasting is geheven, voor een naheffing van dividendbelasting geen plaats meer is.
Mogelijke invorderingsproblemen stellen deze regel niet terzijde (vgl. Hoge Raad 3 januari 1962, nr. 14 671, BNB 1962/61).
5.4. Het vorenstaande brengt mede dat de naheffingsaanslag dividendbelasting niet in stand kan blijven.
De wat latere dagtekening van de aanslag inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen 1991 staat daaraan niet in de weg nu tezelfdertijd het initiatief is genomen tot het opleggen van die aanslag en van de onderwerpelijke naheffingsaanslag (vgl. Hoge Raad 10 februari 1993, nr. 27 812, BNB 1994/106).
5.5. De vraag of van een belaste uitdeling van winst sprake is, kan daarom in dit geding buiten behandeling blijven.
6. Proceskosten
Van proceskosten die op grond van het Besluit proceskosten fiscale procedures voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.
7. Beslissing
Het Hof
- vernietigt de uitspraak van de inspecteur en de daarbij gehandhaafde naheffingsaanslag;
- gelast de inspecteur het geheven griffierecht ad f 40 aan belanghebbende te vergoeden.
De uitspraak is vastgesteld op 27 november 1996 door Mrs. Smit, Schaap en Van Sonderen, in tegenwoordigheid van Mr. Geel-Cieraad als griffier. De beslissing is op die datum in het openbaar uitgesproken.
De voorzitter heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
[Zie ook arrest HR nummer 32990 (red.)]