ECLI:NL:GHAMS:1996:AA4503

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 november 1996
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
P95/4775
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Smit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen navorderingsaanslag vennootschapsbelasting en ambtelijk verzuim

In deze zaak gaat het om een beroep van X BV tegen een navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1989, opgelegd door de Inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende, een groothandel in vlees, had op 17 november 1995 een beroepschrift ingediend tegen de uitspraak van de inspecteur, die op 31 oktober 1995 was gedateerd. De navorderingsaanslag bedroeg f 13.827, die bestond uit een primitieve aanslagregeling en heffingsrente. Tijdens de zitting op 9 juli 1996 zijn de gemachtigde van de belanghebbende en de inspecteur verschenen, waarbij de gemachtigde een pleitnota overhandigde.

De zaak draait om de vraag of er sprake is van een ambtelijk verzuim of een vergissing van de inspecteur. De belanghebbende stelt dat de navorderingsaanslag onterecht is opgelegd, terwijl de inspecteur betoogt dat er sprake is van een schrijf- of tikfout. Het Hof oordeelt dat de kenbaarheid van de vergissing voor de gemachtigde niet aan de belanghebbende kan worden toegerekend. Het Hof vernietigt de bestreden uitspraak en de navorderingsaanslag, en veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van de proceskosten.

Het Hof concludeert dat de inspecteur de navorderingsaanslag niet kan handhaven, omdat de belanghebbende niet onmiddellijk had moeten begrijpen dat de aanslag onjuist was. De uitspraak van de inspecteur wordt vernietigd, en de belanghebbende krijgt het door haar betaalde griffierecht terugbetaald. De proceskosten worden vastgesteld op f 1.420, die door de Staat aan de belanghebbende moeten worden vergoed.

Uitspraak

Gerechtshof te Amsterdam
kenmerk P95/4775
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Zevende Enkelvoudige Belastingkamer
UITSPRAAK
op het beroep van X BV te Z, belanghebbende,
tegen
een uitspraak van de Inspecteur van de Belastingdienst/
Ondernemingen te P, de inspecteur.
1. Loop van het geding
Van belanghebbende is ter griffie een beroepschrift ontvangen op 17 november 1995, ingediend door haar gemachtigde, en gericht tegen uitspraak van de inspecteur met dagtekening 31 oktober 1995, betreffende de navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1989.
De navorderingsaanslag bedroeg f 13.827, bestaande uit f 11.425 bij primitieve aanslagregeling verrekende WIR uit 1987 en f 2.402 heffingsrente daarover.
Het beroep, aangevuld bij schrijven van 23 november 1995, strekt tot vernietiging van de uitspraak en van de navorderingsaanslag.
De inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend en concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak.
Ter zitting van 9 juli 1996 zijn verschenen gemachtigde en de inspecteur.
Gemachtigde heeft een pleitnota overgelegd en voorgedragen.
De inspecteur heeft daarvan kunnen kennisnemen en erop kunnen reageren. De pleitnota wordt tot de stukken van het geding gerekend.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Aan belanghebbende, een groothandel in vlees, werd over het onderhavige jaar een aanslag vennootschapsbelasting opgelegd met dagtekening 31 maart 1993.
Het bedrag van de aanslag was als volgt berekend:
belastbaar bedrag f 265.365
vennootschapsbelasting hierover f 105.376
desinvesteringsbetaling f 1.575
investeringsbijdrage -/- f 2.283
f 104.668
verrekende investeringsbijdrage
andere jaren -/- f 11.425
f 93.243
te verrekenen voorlopige aanslag -/- f 104.668
terug te ontvangen f 11.425
te vergoeden heffingsrente hierover f 2.402
Saldo terug te ontvangen f 13.827
2.2. De investeringsbijdrage andere jaren had betrekking op een investeringsbijdrage over het jaar 1987.
Deze investeringsbijdrage was reeds door middel van een carry-back-beschikking verrekend met de aanslag vennootschapsbelasting over 1984.
2.3. De investeringsbijdrage over 1987 was ook reeds ten onrechte verrekend met de aanslag over 1988. Op verzoek van de gemachtigde is deze fout door het opleggen van een navorderingsaanslag hersteld.
De inspecteur heeft naar aanleiding van de gesignaleerde fout telefonisch contact gehad met de Centrale Belasting Administratie in Apeldoorn, en heeft verzocht om het centrale WIR-bestand aan te passen. Dat is niet gebeurd.
2.4. Ter zitting heeft de inspecteur erkend dat de aanslag 1989 eerst een jaar na ontvangst daarvan door belanghebbende aan de belastingadviseur is gezonden ter controle.
2.5. Nadat de inspecteur constateerde dat de investeringsbijdrage over 1987 ten onrechte was verrekend met de aanslag over 1989, legde hij met dagtekening 31 december 1994 een navorderingsaanslag op ten bedrag van f 13.827, zijnde de investeringsbijdrage ad f 11.425 en de daarover vergoede heffingsrente.
3. Geschil
In geschil is of er sprake is van een ambtelijk verzuim, zoals belanghebbende stelt, dan wel van een met een schrijf- of tikfout gelijk te stellen vergissing, zoals de inspecteur stelt.
Indien er sprake is van een met een schrijf- of tikfout vergelijkbare vergissing, is in geschil of de vergissing al dan niet kenbaar is geweest voor belanghebbende.
4. Standpunten van partijen
Het Hof verwijst hiervoor naar de stukken van het geding.
Ter zitting hebben partijen hieraan nog het volgende toegevoegd:
belanghebbende:
4.1. Belanghebbende verwachtte geld terug van de fiscus. Zij kon waarschijnlijk niet meteen zien waarop de teruggaaf betrekking had.
de inspecteur:
4.2. Een ondernemer weet in het algemeen goed hoe zijn financiële positie is.
Een onverwachte teruggaaf moet vragen hebben opgeroepen.
4.3. Ik kan niet ontkennen dat bij lezing van pagina 21 van de jaarrekening 1989 van belanghebbende (als bijlage 3 bij het vertoogschrift gevoegd) voor een leek niet zonder meer duidelijk was hoeveel belasting nog verschuldigd was.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. Het Hof zal eerst beoordelen of aan belanghebbende bij ontvangst van de aanslag onmiddellijk kenbaar is geweest of had moeten zijn dat sprake was van een vergissing.
5.2. De inspecteur heeft daaromtrent gesteld dat belanghebbendes directeur in de normale uitoefening van zijn functie de aanslag zo spoedig mogelijk na ontvangst aan de belastingadviseur had moeten overleggen ter controle, en dat daarom de kennis van de belastingadviseur aan belanghebbende dient te worden toegerekend op het moment van ontvangst van de aanslag.
De belastingadviseur zou, naar de inspecteur stelt, aanstonds hebben gezien dat de aanslag berustte op een vergissing.
De inspecteur verwijst ter onderbouwing van deze laatste stelling naar pagina 21 van de door hem overgelegde jaarrekening 1989 van belanghebbende. Deze luidt, voorzover in dit geding van belang, als volgt:
"Balanspositie per 31 december 1989.
Vennootschapsbelasting 1984 -/-f 11.422
Vennootschapsbelasting 1989, verschuldigd f 104.668
Af: betaald in 1989 op voorlopige aanslag f 46.976
f 57.692
Balans per 31 december 1989, verschuldigd f 46.270
5.3. Naar 's Hofs oordeel kan de kenbaarheid van de vergissing voor de gemachtigde in dit geval niet aan belanghebbende worden toegerekend.
Beoordeeld dient te worden of het belanghebbende zelf bij kennisneming van het aanslagbiljet aanstonds duidelijk moet zijn geweest dat de aanslag onjuist was vastgesteld en dat deze onjuiste vaststelling niet kon berusten op een -zij het mogelijk onjuiste- vaststelling van het belastbare inkomen, doch moest berusten op een schrijf- of tikfout of een daarmee vergelijkbare vergissing.
5.4. De passage in het accountantsrapport acht het Hof niet zò duidelijk dat belanghebbende aanstonds moet hebben gezien dat de aanslag daarvan afweek. Dit klemt te meer nu uit het aanslagbiljet niet zonder meer volgt welk jaar de verrekening betreft. Bovendien heeft belanghebbende nog gesteld dat zij naar aanleiding van een over het jaar 1990 geleden verlies verwachtte dat een bedrag aan 'herleefde wir' ad ƒ 14.952 zou worden verrekend.
5.5. Uit het onder 5.1. tot en met 5.4. overwogene volgt dat
-zo er al sprake is van een met een schrijf- of tikfout gelijk te stellen vergissing- deze niet aanstonds aan belanghebbende kenbaar behoeft te zijn geweest.
Onder deze omstandigheden kan door de inspecteur geen navorderingsaanslag worden opgelegd.
5.6. Nu de navorderingsaanslag reeds op vorengenoemde gronden dient te worden vernietigd, behoeven de overige grieven van belanghebbende geen behandeling.
6. Proceskosten.
Nu de uitspraak van de inspecteur moet worden vernietigd en de aanslag verminderd acht het Hof termen aanwezig de inspecteur te veroordelen tot vergoeding van proceskosten op de voet van artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van het Besluit proceskosten fiscale procedures stelt het Hof het bedrag van deze kosten overeenkomstig het in de bijlage bij het Besluit opgenomen tarief op:
2 (beroepschrift en verschijnen mondelinge behandeling) x ƒ 710 x 1 (wegingsfactor) = ƒ 1.420.
7. Beslissing
Het Hof
-vernietigt de bestreden uitspraak,
-vernietigt de navorderingsaanslag,
-gelast de inspecteur belanghebbende het door haar betaalde griffierecht ad ƒ 75 te vergoeden, en
-veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot het beloop van ƒ 1.420 en wijst de Staat aan dit bedrag aan belanghebbende te voldoen.
Aldus vastgesteld op 6 november 1996 door mr. Smit, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Verrips als griffier, ter vervanging van de mondelinge uitspraak van 23 juli 1996.
Het lid van de kamer heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
[Zie ook arrest HR nummer 32852 (red.)]