ECLI:NL:GHAMS:1997:AA4105

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 januari 1997
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
P95/3447
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. Holdert
  • J. Kwantes
  • R. Rensema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de aanslag reinigingsrecht door de gemeente Oostzaan

In deze zaak gaat het om een beroep van belanghebbende X tegen een uitspraak van de Burgemeester en wethouders van Oostzaan, betreffende de aanslag in het reinigingsrecht voor het jaar 1993. De aanslag, opgelegd op 15 februari 1994, bedroeg f 51,40 en werd gehandhaafd door de gemeente. Belanghebbende heeft op 21 augustus 1995 beroep aangetekend tegen deze uitspraak, die betrekking had op het Diftar-systeem voor afvalinzameling dat door de gemeente was ingevoerd. Dit systeem houdt in dat er een gescheiden inzameling van afval plaatsvindt, met een tariefdifferentiatie op basis van het gewicht van het ingeleverde afval.

Tijdens de behandeling van de zaak zijn verschillende brieven en bijlagen ingediend door zowel belanghebbende als de gemeente. De zaak is behandeld door de 4e meervoudige belastingkamer van het Gerechtshof Amsterdam. Belanghebbende betwist de rechtmatigheid van de aanslag en stelt dat het Diftar-systeem leidt tot onredelijke en willekeurige uitkomsten, waardoor de verordening onverbindend zou zijn. Het Hof heeft echter geoordeeld dat de gemeente voldoende zorgvuldigheid heeft betracht in de uitvoering van het systeem en dat er geen sprake is van onredelijke resultaten.

De uitspraak van het Hof bevestigt de beslissing van de gemeente, waarbij het Hof geen termen aanwezig acht om de gemeente te veroordelen tot vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan op 3 januari 1997 door de rechters A. Holdert, J. Kwantes en R. Rensema, in tegenwoordigheid van griffier mr. Brands. De beslissing is ter openbare zitting uitgesproken.

Uitspraak

kenmerk P95/3447
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Vierde Meervoudige Belastingkamer
UITSPRAAK
op het beroep van X te Z, belanghebbende,
tegen
een uitspraak van de Burgemeester en wethouders van Oostzaan, de gemeente.
1. Loop van het geding
Van belanghebbende is ter griffie van het gerechtshof een beroepschrift ingekomen op 21 augustus 1995. Het beroep is gericht tegen de uitspraak van de gemeente met dagtekening 16 mei 1995, en met verzenddatum 11 juli 1995, betreffende de aanslag in het reinigingsrecht voor het jaar 1993, periode 4e kwartaal 1993.
De aanslag werd opgelegd naar een bedrag van f 51,40 en werd bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.
Het beroep strekt tot vernietiging van de uitspraak en van de aanslag.
De gemeente heeft een vertoogschrift ingediend en concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak.
Ter zitting van de 7e enkelvoudige belastingkamer van 9 januari 1996 zijn verschenen belanghebbende, tot bijstand vergezeld van B., alsmede M.M. namens de gemeente.
Belanghebbende heeft vóór de zitting een pleitnota en ter zitting in kopie enige correspondentie overgelegd, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt. De gemeente heeft print-toetsen met informatie over de aanslaggegevens over de maanden oktober tot en met december 1993 overgelegd. Beide partijen hebben van de door de wederpartij overgelegde stukken kunnen kennisnemen en hebben zich erover kunnen uitlaten.
De onderhavige zaak is verwezen naar de 4e meervoudige belastingkamer.
Vervolgens zijn ingekomen brieven met bijlagen van belanghebbende van 24 januari 1996 en 13 mei 1996, en van de gemeente van 7 oktober 1996. De bijlagen zijn door belanghebbende c.q. de gemeente rechtstreeks aan de wederpartij verzonden.
Ter openbare zitting van de 4e meervoudige belastingkamer van 25 oktober 1996 zijn verschenen belanghebbende, en namens de gemeente M.M. voornoemd, tot bijstand vergezeld van mr. F.,
I., St., J. en C.
Door de gemeente is een pleitnota voorgedragen en overgelegd,
waarvan de inhoud als hier ingelast geldt. Voorts heeft de gemeente per video een instructie c.q. voorlichtingsfilm doen vertonen.
Van alle overgelegde stukken hebben de partijen kunnen kennis nemen en ze hebben er zich over kunnen uitlaten.
De onderhavige zaak is behandeld te zamen met de zaken van Y te Q betreffende de afvalstoffenheffing 1994 (kenmerknummers P95/0185 en P95/0186).
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Bij belanghebbende, wonende in de b-straat te Z, werden door de gemeente Oostzaan. reinigingsrechten geheven over het vierde kwartaal van 1993.
De definitieve aanslag, met aanslagnummer 09, werd op 15 februari 1994 opgelegd tot een bedrag van f 51,40.
2.2. Door de gemeente is in de loop van 1993, na een proefperiode, het zogenoemde Diftar-systeem voor de inzameling van afvalstoffen ingevoerd. Het systeem omvat in hoofdzaak een gescheiden systeem van inzameling van groente- fruit- en tuinafval (verder gft-afval) en overig afval, en daarnaast een tariefdifferentiatie welke inhoudt dat, naast een vast bedrag per kwartaal, over het gewicht in kilogrammen van het ingeleverde afval reinigingsrecht moet worden betaald.
2.3. Voor het perceel van belanghebbende is door de gemeente een groene container voor gft-afval, met chipnummer 11, en een zwarte container voor overig afval, met chipnummer 12, beschikbaar gesteld.
2.4. De containers kunnen regelmatig, volgens een tevoren bekend gemaakt schema, ter lediging worden aangeboden. Daarbij worden de containers door middel van apparatuur van de vuilnisauto opgetild, omgekeerd, en aldus geledigd. Tijdens deze eerste handeling vindt automatisch weging van het afval plaats door middel van een geijkte weeginstallatie.
De weeggegevens worden samen met de identificatie van de container, een per perceel uniek chipnummer, door de boordcomputer van de vuilnisauto verwerkt.
De dagelijkse gegevens worden per vuilnisauto verzameld en komen door middel van een diskette ter beschikking van de afdeling gemeentelijke belastingen. Aldaar worden deze gegevens via een computerapplicatie gekoppeld aan de naam-adres-woonplaats gegevens uit de gemeentelijke basis administratie. Vervolgens worden de voorlopige en definitieve aanslagen opgelegd.
2.5. De weeggegevens, welke door het geautomatiseerde weegsysteem per container worden geadministreerd in bruto, tarra, en netto gewicht, waaruit het gewicht van het aangeboden afval in kilogrammen resulteert, kunnen door de aanbieder van het afval (meestal de gebruiker van het perceel) niet bij de weeginstallatie aan de achterzijde van de vuilnisauto ter verificatie worden afgelezen. Wél kunnen ze bij de bestuurderscabine van de vuilnisauto uit de boordcomputer worden afgelezen, en op verzoek van de bestuurder van die auto mondeling worden verkregen. Door de vuilnisman wordt geen weegbriefje verstrekt.
2.6. De aan belanghebbende opgelegde aanslag is overeenkomstig de onder 2.4. beschreven procedure opgelegd.
2.7. Tot de stukken van het geding behoren:
- Bedieningshandleiding automatisch weegsysteem van Machines te A.;
- Instructieboek Registratie Systeem (Dataverwerkings-
systeem), Project Gemeente Oostzaan;
- Handleiding Containetweegsysteem;
- Protocol Registraties Huisvuil Systeem Oostzaan van Adviesbureau O-BV.;
- Handleiding verwerken van de gegevens over de ingezamelde afvalstoffen (Gemeente Oostzaan);
- Rapport (met supplement) 'Afval voorkomen loont' (Nationaal Onderzoekprogramma Hergebruik van afvalstoffen).
3. Geschil
Tussen partijen is in geschil of het door de gemeente gehanteerde afvalinzamelingssysteem Diftar tot een voor belanghebbende zodanig onredelijke en willekeurige uitkomst leidt dat de verordening onverbindend is, waardoor de aanslag reinigingsrecht moet worden vernietigd.
4. Standpunten van partijen
Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de stukken van het geding en de pleinota's.
Kort samengevat stelt belanghebbende dat de containers afsluitbaar moeten zijn, dat hij een weegbriefje behoort te ontvangen, en dat hij controle moet kunnen behouden over de administratie en financiele afhandeling. Hij acht het systeem
van afvalinzameling van de gemeente zoals dat in de praktijk wordt toegepast in strijd met wet en regelgeving, aangezien geen enkele controle op het systeem mogelijk is.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. Krachtens artikel 1 van de Verordening reinigingsrechten 1993 periode B worden in de gemeente Oostzaan reinigingsrechten geheven. Heffing vindt plaats over belastingtijdvakken van aaneengesloten perioden van 13 kalenderweken, in het onderhavig geval het vierde kwartaal van 1993.
Op grond van de bij de verordening behorende tarieventabel bedraagt het recht per perceel en per belastingtijdvak f 27,30 (het vastrecht) en daarnaast voor het gebruik en ledigen van containers en het verwijderen van daarin verzamelde afvalstoffen, te weten groente- fruit- en tuinafval (gft-afval) en overige afvalstoffen f 0,43 per kilogram.
5.2. Ter zitting van 25 oktober 1996 heeft I., medewerkster van de afdeling gemeentelijke belastingen van de gemeente, en aldaar belast met de administratieve gegevensverwerking met betrekking tot de heffing van afvalstoffenheffing, een uitvoerige uiteenzetting gegeven over de gang van zaken bij de verzameling en verwerking van alle voor de heffing van belang zijnde gegevens. Daarbij kwamen, na vragen daaromtrent, onder meer ter sprake de deugdelijkheid en betrouwbaarheid van de op de containers bevestigde chips en van het weegsysteem, herstel van fouten bij de vuilnisauto, en de frequentie en omvang van storingen. Voorts werd uitleg gegeven over de gevolgde administratieve procedures, en over de eventuele fraudegevoeligheid van het totale systeem.
5.3. Belanghebbende had in het vierde kwartaal vanwege de gemeente containers voor gft-afval en overig afval ter beschikking en kon daarmee dat afval bij de vuilnisauto inleveren. Na weging en automatische verwerking van een en ander kon alsdan de aanslag reinigingsrecht worden berekend.
De onderhavige aanslag werd aan belanghebbende in zoverre overeenkomstig voornoemde verordening opgelegd.
5.4. Belanghebbende stelt dat er aan het door de gemeente gevolgde systeem van inzameling van afval, zoals onder 2.2., 2.4. en 2.5. beschreven, zodanige gebreken kleven dat de verordening waarop de in verband daarmee geheven reinigings-rechten zijn gebaseerd, onverbindend verklaard moet worden.
Het Hof verwerpt deze stelling. Uit de tussen partijen vaststaande feiten en uit hetgeen de gemeente gesteld heeft - en ter zitting van 25 oktober 1996 door I. heeft doen toelichten -, en gezien de stukken welke de gemeente ter toelichting van haar stellingen heeft overgelegd, leidt het Hof af dat de gemeente met voldoende zorgvuldigheid de organisatie van het afvalinzamelingssysteem ter hand heeft genomen en de aan de daarvoor benodigde regelgeving heeft vorm gegeven.
De gemeente heeft daarbij niet in strijd met enig rechtsbeginsel gehandeld.
Er is in dit geval geen sprake van een heffing die tot onredelijke en willekeurige resultaten heeft geleid. De verordening is mitsdien niet onverbindend.
5.5. Hoewel er naar 's Hofs oordeel wel enige nadelen aan het afvalinzamelingssysteem kleven, met name het feit dat de containers niet afsluitbaar zijn en het feit dat het gewicht van het ingeleverde afval niet dadelijk afleesbaar is, is er gelet op alles wat daarover is medegedeeld onvoldoende reden om deswege de verordening onverbindend te verklaren. De gemeente heeft met name aannemelijk gemaakt dat zij een redelijke mate van zorgvuldigheid heeft betracht.
5.6. Gezien het vorenoverwogene is het gelijk aan de gemeente.
6. Proceskosten
Nu de uitspraak van de gemeente in stand blijft, en er zich overigens geen bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan, acht het Hof geen termen aanwezig een partij te veroordelen tot vergoeding van proceskosten op de voet van artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
7 Beslissing
Het Hof bevestigt de uitspraak van de gemeente.
De uitspraak is vastgesteld op 3 januari 1997 door
mrs. Holdert, Kwantes en Rensema in tegenwoordigheid van mr Brands als griffier.
De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken.
De voorzitter van de kamer heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
[Zie ook arrest HR nummer 33038 (red.)]