ECLI:NL:GHAMS:1998:AA8090

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 december 1998
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
P 97/00883
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aftrekbaarheid van verhuiskosten bij verhuizing van Curaçao naar Nederland

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 december 1998 uitspraak gedaan in het beroep van belanghebbende X tegen de uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst. Het geschil betreft de aftrekbaarheid van kosten die zijn gemaakt bij de verhuizing van Curaçao naar Nederland, in het bijzonder de transportkosten van twee auto's. De belanghebbende was van mening dat deze kosten als verhuiskosten in aftrek konden worden gebracht, terwijl de inspecteur dit betwistte. Het Hof oordeelde dat de transportkosten van de auto's niet onder het begrip 'inboedel' vallen en dus niet als zodanig aftrekbaar zijn. Echter, het Hof erkende dat de kosten van het transport van de auto's wel degelijk in verband stonden met de verhuizing en dat deze kosten niet buitensporig waren. Het Hof vernietigde de uitspraak van de inspecteur en verlaagde de aanslag tot een belastbaar inkomen van ƒ 33.857. Tevens werd de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan de belanghebbende. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een strikte uitleg van de wetgeving omtrent aftrekbare kosten en het belang van het vertrouwensbeginsel in belastingzaken.

Uitspraak

Gerechtshof te Amsterdam
Kenmerk: P 97/00883
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Zesde Enkelvoudige Belastingkamer
PROCES-VERBAAL
van de mondelinge uitspraak in het beroep van X te Y, belanghebbende,
tegen
de uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Particulieren/Ondernemingen te P, de inspecteur, gedagtekend 20 januari 1997, betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 1993.
Het beroep is behandeld ter zitting van 25 november 1997
BESLISSING
Het Hof
- vernietigt de bestreden uitspraak;
- vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 33.857;
- veroordeelt de inspecteur tot vergoeding aan belanghebbende van ƒ 1.420 aan proceskosten en wijst de Staat aan dit bedrag aan belanghebbende te voldoen;
- gelast de griffier het griffierecht ad ƒ 75 aan belanghebbende te vergoeden.
GRONDEN
1. Het geschil betreft de vraag in hoeverre de door belanghebbende bij de verhuizing van Curaçao naar Nederland gemaakte kosten aftrekbaar zijn. Tussen partijen is niet in geschil dat de verhuizing in rechtstreeks verband staat met het aanvaarden van een dienstbetrekking in Nederland, dat belanghebbende ten tijde van het doen van de uitgaven waarvoor hij aanspraak op aftrek maakt, buitenlands belastingplichtig was, dat in ieder geval de transportkosten van de inboedel ten bedrage van ƒ 4.689 aftrekbaar zijn, en dat het bedrag van de uitgaven, voor zover aan te merken als aftrekbare kosten, in mindering kan worden gebracht op belanghebbendes belastbare inkomen als binnenlands belastingplichtige (binnensjaarse compensatie). Het Hof ziet geen reden zich niet bij deze gemeenschappelijke uitgangspunten aan te sluiten.
2. Het geschil spitst zich toe op de kosten van het transport van de twee auto's die bij belanghebbende en zijn gezin in gebruik waren. Deze kosten bedroegen ƒ 9.438. Belanghebbende is van mening dat dit verhuiskosten zijn die in aftrek kunnen worden gebracht. Subsidiair doet belanghebbende een beroep op het bij hem gewekte vertrouwen dat de kosten in aftrek zouden worden toegelaten indien hij in Nederland belastingplichtig zou blijken te zijn.
3. De inspecteur acht de onderhavige kosten niet aftrekbaar. Hij voert daartoe aan dat geen sprake is van verhuiskosten omdat auto's naar spraakgebruik niet onder het begrip 'inboedel' vallen, dat de onderhavige kosten ook niet onder de overige aftrekbare verhuiskosten vallen, dat niet kan worden gezegd dat deze kosten redelijkerwijs niet te vermijden waren, dat de kosten buitensporig zijn, en dat geen welbewust standpunt omtrent de kwalificatie van de kosten is bepaald zolang de inspecteur van oordeel was dat de kosten hoe dan ook niet voor aftrek in aanmerking kwamen bij gebreke van belastingplicht in Nederland.
4. Namens belanghebbende is gesteld, en ter zitting verduidelijkt, dat het transporteren van de auto's naar Nederland voordeliger was dan het verkopen van de auto's in Curaçao en het kopen van nieuwe auto's in Nederland. Deze stelling is door de inspecteur niet, althans niet gemotiveerd, weersproken. Het Hof acht die stelling voldoende aannemelijk gemaakt. Daarvan uitgaande, kan naar het oordeel van het Hof niet worden gezegd dat de onderhavige kosten redelijkerwijs niet te vermijden waren en dat ze buitensporig zijn. Het vereiste verband met de verhuizing is naar het oordeel van het Hof aanwezig. Dit houdt in dat de onderhavige kosten in ieder geval kunnen worden aangemerkt als verhuiskosten, niet zijnde kosten van het overbrengen van de inboedel, als bedoeld in artikel 36, tweede lid, onderdeel d, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet). Op grond van een letterlijke uitleg van het begrip 'inboedel' is het Hof van oordeel dat de transportkosten van auto's niet kunnen worden aangemerkt als kosten van het overbrengen van de inboedel. Gelet op het karakter van de onderhavige wetsbepaling - die strekt tot nadere beperking van aftrekbare kosten in de zin van artikel 35 van de Wet - acht het Hof een ruimere uitleg van het begrip 'inboedel' niet terecht. In het onderhavige geval is de kwalificatie evenwel niet van invloed op het bedrag van de aftrek. Nu de onderhavige kosten minder bedragen dan 12 percent van het tot de jaarinkomsten herleide bedrag van de in het kalenderjaar genoten inkomsten in verband met de werkzaamheden waarvoor belanghebbende is verhuisd, en minder bedragen dan ƒ 12.000, komen zij voor het geheel in aftrek. Het gelijk is daarom aan belanghebbende. Het beroep van belanghebbende op het vertrouwensbeginsel behoeft geen behandeling.
4. Het Hof acht termen aanwezig de inspecteur te veroordelen in de door belanghebbende gemaakte proceskosten. Ingevolge het Besluit proceskosten fiscale procedures komt voor vergoeding in aanmerking ƒ 710 x 2 (proceshandelingen) x 1 (gewicht van de zaak), ofwel ƒ 1.420 wegens kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Van andere proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.
De uitspraak is vastgesteld op 9 december door mr. Den Boer, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Visser als griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal door het lid van de belastingkamer en de griffier ondertekend.
Het lid van de belastingkamer heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.