ECLI:NL:GHAMS:1998:AI5677

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 februari 1998
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
0129/95
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • H.M.J.I. Steenbergen
  • F.H.M. Possen
  • H.J. Bokhorst
  • K.J.L. Hesselt van Dinter
  • Th.J.G. van Berkum
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Indeling van weipoeder onder douanecode en toepassing van Verordening (EEG) nr. 964/91

In deze zaak gaat het om de indeling van een product, Alacen 421, dat door belanghebbende, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, is ingevoerd. De douane had het product aanvankelijk onder goederencode 0404 10 11 ingedeeld, maar de inspecteur heeft later gesteld dat het onder post 0404 90 33 moest worden gerangschikt op basis van de Verordening (EEG) nr. 964/91. Belanghebbende betwist deze indeling en stelt dat de douane ten onrechte een navordering heeft opgelegd. De Tariefcommissie heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat er geen onduidelijkheid bestaat over de indeling van het product onder post 0404 90 33. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur vrij was om terug te komen op de aanvankelijk toegepaste indeling, omdat er bij de aangifte slechts een globale controle heeft plaatsgevonden. De rechtbank bevestigt de uitspraak van de Tariefcommissie en oordeelt dat de douane niet op basis van het proteïnegehalte alleen had mogen beslissen. De rechtbank concludeert dat het product niet voldoet aan de eisen van de Verordening en dat de navordering niet terecht is.

Uitspraak

DE TARIEFCOMMISSIE
Uitspraak
in de zaak nr. 0129/95 TC
de dato 10 februari 1998
1. De procedure
1.1. Op 19 mei 1995 is een beroepschrift ingediend door mr. H de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. te Y, belanghebbende.
Het beroep is gericht tegen de uitspraak van de inspecteur der invoerrechten en accijnzen van 12 mei 1995, nummer .., waarbij het bezwaar tegen de indeling in het Tarief van invoerrechten (het GDT) van hierna te omschrijven goederen, zoals deze blijkt uit de "beschikking navordering" van de inspecteur van 11 april 1994, nummer .., werd afgewezen.
1.2. Van belanghebbende is door de Secretaris een griffierecht van f 150,-- geheven.
De inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
1.3. De eerste mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden in raadkamer tijdens de zitting van de Tariefcommissie van 18 maart 1997.
Daar zijn verschenen namens belanghebbende mr. H en namens de inspecteur mr. Z.
De gemachtigde en de inspecteur hebben ieder een pleitnota overgelegd en voorgedragen.
1.4. Bij brief van de Secretaris van 19 maart 1997 heeft de Tariefcommissie bij de inspecteur nadere schriftelijke inlichtingen ingewonnen.
De inspecteur heeft die inlichtingen verstrekt bij brief van 21 maart 1997. De gemachtigde heeft daarop bij brief van 25 maart 1997 gereageerd.
Bij brief van 11 april 1997 heeft de gemachtigde verzocht om een nieuwe mondelinge behandeling van de zaak.
1.5. De tweede mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden in raadkamer tijdens de zitting van de Tariefcommissie van 21 oktober 1997.
Daar zijn verschenen namens belanghebbende mr. H voornoemd en namens de inspecteur mr. Z voornoemd.
De gemachtigde heeft een pleitnota overgelegd en voorgedragen.
2. De vaststaande feiten
2.1. Op 24 mei 1991 heeft belanghebbende bij de ambtenaren van de douane te Vlissingen onder nr. 0000.26.... aangifte ten invoer gedaan van goederen, omschreven als:
"4401 Zakken in 10 Conts: Weipoeder zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen
CGMU 2048583 - CGMU 2162256
HLCU 2113569 - HLCU 2946457
HLCU 2950565 - KNLU 2969056
LTIU 2489097 - SCXU 2042506 (141 ZKH)
TPHU 2878794 - TPHU 6285694".
De goederen zijn aangegeven onder post 0404 10 11 van het GDT. De goederen hadden een nettomassa van 110025 kilogram. De aangifte werd globaal gecontroleerd. Op 27 mei 1991 werd mededeling gedaan van afhandeling van de aangifte ten invoer en van de verschuldigdheid van
f 84.389,20 aan landbouwheffing (een tarief van f 76,70 per 100 kilogram netto-massa).
2.2. Bij uitnodiging tot betaling van 11 april 1994, nr 94..., is een bedrag van f 443.158,70 aan landbouwheffing nagevorderd.
De aan deze uitnodiging tot betaling ten grondslag liggende, sub 1.1. genoemde, "beschikking" is als volgt gemotiveerd:
"Uit nader onderzoek is gebleken dat op weiproteïneconcen-traat de EG Verordening 964/91 van 18-4-1991 van toepassing is;
Volgens deze verordening dient het onderhavige goed in de periode 30-4-1991 t/m 31-12-1991 ingedeeld te worden onder goederencode 04.04.90.
Dat derhalve een heffing van f 479,48 per 100 kg verschuldigd is.
Dat reeds werd geheven een heffing van f 76,70 per 100 kg.
Besluit na te vorderen 1100,25 x f 402,78 =
f 443.158,69.".
2.3. Belanghebbende heeft in geding doen brengen een kopie van een niet gedagtekende verklaring van de "New Zealand Dairy Board" luidende, voor zover hier van belang:
"Quality Certificate
Alacen 421 Concentrated Whey Powder
(..)
Laboratory analyses are conducted by methods which confirm to recognized international standards. Reference "Official Methode for the Sampling and Analysis of Milk Protein Products, New Zealand Dairy Board 1976. The analytical results show the product to be fit for human consumption and to confirm to the following typical analysis:
Protein Min 53%
Moisture Max 6%
Fat Max 7%
Ash Max 5%".
Bij dit certificate zijn 49 lijsten gevoegd, gedateerd van 28 november 1990 tot 16 april 1991, die afkomstig zijn van "Lactose Company of New Zealand" en waarop telkens de samenstelling van de ingevoerde producten staat vermeld.
Het gehalte aan proteïne varieert in die stukken tussen de 53% en 58,8%, het percentage vet van 3.5% tot 5.9%. Het lactosegehalte was steeds nihil.
2.4. Aan de hand van bij de geadresseerde (General Milk Produkts GMBH te Rellingen, Duitsland) ingestelde monsteronderzoeken heeft de Duitse douane geoordeeld dat het product Alacen 421, dat eenzelfde product is als het onderhavige goed, onder post 0404 90 33 moet worden ingedeeld.
3. Geschil
In geschil is of het onderwerpelijke poeder moet worden ingedeeld onder post 0404 10 11 van het GDT, zoals belanghebbende bepleit, dan wel onder post 0404 90 33, zoals de inspecteur voorstaat.
De posten 0404 10 11 en 0404 90 33 luiden voor het jaar 1991 als volgt:
"0404 Wei, ook indien ingedikt of met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen;
producten bestaande uit natuurlijke
bestanddelen van melk, ook indien met
toegevoegde suiker of andere zoetstoffen,
elders genoemd noch elders onder begrepen:
0404 10 - wei, ook indien ingedikt of met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen:
-- in poeder, in korrels of in andere vaste vorm:
0404 10 11 --- zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen
(...)
0404 90 - andere:
-- zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen en met een gehalte aan proteïne (stikstofgehalte x 6,38):
(...)
--- van meer dan 42 gewichtspercenten en met een vetgehalte:
(...)
0404 90 33 ---- van meer dan 1,5 doch niet meer dan
27 gewichtspercenten"
Tussen partijen is tevens in geschil op welk wijze de
Verordening (EEG) nr. 964/91 van 18 april 1991, gepubliceerd in het Pb EG 1991, L 100/14, moet worden uitgelegd. De Verordening luidt, voor zover hier van belang als volgt:
"Artikel 1
De goederen omschreven in kolom 1 van de tabel opgenomen in de bijlage bij deze verordening dienen in de gecombineerde nomenclatuur te worden ingedeeld onder de corresponderende GN-codes vermeld in kolom 2 van voornoemde tabel.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Zij is van toepassing voor het eerste product van de bijlage met ingang van 30 april 1991 en tot en met 31 december 1991 en voor het tweede product van de bijlage vanaf 1 augustus 1991.
De vorenbedoelde bijlage bij deze Verordening luidt, voor zover hier van belang als volgt:
"Omschrijving van de goederen (1):
1. Product in poedervorm met de volgende analytische kenmerken (uitgedrukt in gewichtspercenten):
- van melk afkomstige vetstoffen 5,8
- weiproteïne 74,3
(78,9 op de droge stof)
- lactose 6,0
- asgehalte 2,9
Indeling GN-code (2): 0404 90 33
Motivering (3):
De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, alsmede de tekst van de GN-codes 0404, 0404 90 en 0404 90 33.
Gelet op de gehalten aan proteïne, lactose en melkvet die zeer afwijken van de overeenkomstige gehalten van wei in poedervorm, is GN-code 0404 10 uitgesloten.".
Tenslotte is in geschil of de uitnodiging tot betaling op grond van het vertrouwensbeginsel achterwege had moeten blijven.
4. Het standpunt van belanghebbende
4.1. Het onderwerpelijke weipoeder is vervoerd met het Motorschip "Resolution Bay" dat op 12 april 1991 vanuit Wellington, Nieuw-Zeeland, is vertrokken met bestemming Rotterdam. Toen belanghebbende op 24 mei 1991 aangifte ten invoer van de weipoeder deed, was zij niet op de hoogte van de op 20 april 1991 gepubliceerde Verordening (EEG) nr. 964/91, op basis waarvan goederen met een samenstelling als in die verordening genoemd in de periode gelegen tussen 30 april 1991 en 31 december 1991 onder post 0404 90 33 moesten worden ingedeeld. Ook de ambtenaren, die de aangifte hebben geverifieerd en aanvaard, waren kennelijk niet op de hoogte van deze regeling.
Belanghebbende heeft te goeder trouw goederencode
0404 10 11 000001 aangegeven.
Het product viel vóór en na genoemde periode onder post 0404 10.
4.2. De Duitse douane heeft zich op het standpunt gesteld dat de navordering uitsluitend het gevolg was van toepassing van de Verordening (EEG) nr. 964/91. De ratio van die verordening is in de toelichting te vinden. Wei met zeer afwijkende percentages moest worden ingedeeld onder goederencode 0404 90 33.
De in de bijlage van de Verordening genoemde gewichts-procenten moeten daarbij als minima worden aangemerkt.
Zoals ook blijkt uit het "Quality Certificate" van de
"New Zealand Diary Board" bedraagt het proteïnegehalte van de ingevoerde goederen tussen 53% en 57,5% en derhalve voldoet het product niet aan het in de Verordening gestelde vereiste van 74,3% weiproteïne.
De analyses van de ingevoerde goederen zijn gebaseerd op
een onderzoek op "natte basis". Het percentage proteïne bedoeld in de Verordening (EEG) nr. 964/91 gaat uit van "droge stof". Het percentage van de gevonden proteïne in de onderwerpelijk goederen moet dan nog met enkele procentpunten worden verlaagd.
Meergenoemde Verordening is dan ook niet op het onderhavige product van toepassing. Dit product betreft niet een normaal melkproduct maar een geconcentreerd weipoeder met een geheel ander percentage aan eiwitten.
4.3. De douane heeft ten onrechte haar beslissing gebaseerd op uitsluitend het proteïnegehalte van het ingevoerde product.
Het oordeel van de douane dat het product "zeer afwijkt" van wei in poedervorm is subjectief en wordt niet gesteund door objectieve regelgeving.
Evenmin wordt dit standpunt in het vertoogschrift van de inspecteur nader onderbouwd.
4.4. De rechtsvraag naar de betekenis van de in de Verordening genoemde analytische kenmerken is van een zodanig belang, dat, indien belanghebbende niet in haar betoog wordt gevolgd, prejudiciële vragen aan het Europese Hof moeten worden gesteld.
Zulks geldt temeer nu de tarifering van de onderhavige goederen tot een exorbitante, maatschappelijk onaanvaardbare naheffing heeft geleid.
4.5. Op 24 mei 1991 zijn alle bij de inklaring benodigde documenten tezamen met een analyse van het product aan de douanebeambten te Vlissingen overgelegd. Deze documenten zijn ook bij het horen op het bezwaarschrift getoond.
Op basis van een eenvoudige vergelijking van die stukken, waaronder het "Quality Certificate" en de factuur, waarop "concentrated wheypowder" was vermeld, hadden de goederen al bij de verificatie in de door de inspecteur voorgestane post van het GDT moeten worden ingedeeld. De aangifte is echter zonder commentaar geverifieerd en gevolgd.
Tijdens het horen in de bezwaarfase op 2 mei 1995 zijn aan de gemachtigde de documenten getoond, die zich in het dossier van het douanedistrict met betrekking tot de aangifte hebben bevonden. Het "Quality Certificate" was daarbij. Aan de ambtenaren van de belastingdienst is toen door de gemachtigde voorgehouden dat de douaneambtenaren bij de aangifte aan de hand van het "Quality Certificate"
in één oogopslag hadden kunnen zien dat de goederen in een - althans volgens de opvatting van de douane - onjuiste goederencode waren aangegeven.
Dit is tijdens de hoorzitting zeker aan de orde gekomen, aangezien juist één van de onderwerpen van discussie was of de aangever zich na de recente wetswijziging ervan bewust had moeten zijn dat de goederen niet meer in de oorspronkelijk wel goede goederencode konden worden ondergebracht.
Toen zijn de documenten getoond, waaronder het "Quality Certificate", en is er naar fotokopieën gevraagd.
4.6. Bij het doorverkopen van de partij is rekening gehouden met de eerder bestaande regelgeving en de daarbij horende lagere landbouwheffing.
De inspecteur, die eerst drie jaar na de verificatie de navordering heeft opgelegd, is in strijd met de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid voorbijgegaan aan het zwaarwegende belang van belanghebbende om in het handelsverkeer op korte termijn te weten wat het bedrag
van de - aan de opdrachtgever door te berekenen - landbouwheffingen is.
4.7. De douane had op basis van de toepasselijkheid van meergenoemde Verordening de aangifte moeten corrigeren; niet valt in te zien waarom de inklarend douanexpediteur had moeten begrijpen dat het achterwege laten van zulk een correctie een vergissing van die ambtenaren was.
4.8. In de mededeling van verschuldigdheid van de landbouwheffing staat vermeld dat deze verschuldigdheid
definitief is. Deze vermelding staat, nu geen sprake is van een opzettelijk valse aangifte, aan de navordering in de weg.
5. Het standpunt van de inspecteur
5.1. Het litigieuze product is voor een percentage van
55,5% tot 57,5% uit proteïne samengesteld.
Aangezien het percentage aan proteïne ongeveer 4x zo hoog ligt als bij niet-gemanipuleerde wei, is sprake van een zeer afwijkend proteïnegehalte ten opzichte van het percentage dat in gewone wei in poedervorm voorkomt.
Op grond van de motivering van de Verordening (EEG) nr. 964/91 kan dit product niet worden ingedeeld onder post
0404 10, aangezien het geen wei, maar andere natuurlijke bestanddelen van melk betreft.
5.2. Met ingang van 1 januari 1992 luidt een onderverdeling van post 0404 10: "wei en gewijzigde wei, ook indien ingedikt of met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen.
De aanvullende aantekening op deze post luidt per 1 januari 1992:
"Voor de toepassing van onderverdeling 0404 10 wordt als
"gewijzigde wei" aangemerkt producten die bestaan uit weibestanddelen, dat wil zeggen wei waaruit de lactose, de proteïnen of de mineralen geheel of gedeeltelijk zijn verwijderd, wei waaraan natuurlijke bestanddelen zijn
toegevoegd en producten verkregen door het mengen van natuurlijke bestanddelen."
De interpretatie die door de Benelux op basis van de GS-toelichtingen op post 0404 vanaf de inwerkingtreding van het Geharmoniseerd Systeem aan de strekking van GS-onderverdeling 0404 10 werd gegeven, namelijk dat deze
onderverdeling zowel wei als gewijzigde wei omvatte, moest naar aanleiding van in EG-verband gevoerde discussies worden herzien.
Teneinde een uniforme toepassing van de Gecombineerde
Nomenclatuur te bewerkstelligen heeft de Commissie besloten de indeling bij verordening vast te stellen.
Tijdens de 150e vergadering van het Comité Nomenclatuur (EG) is de Verordening (EEG) nr. 964/91 goedgekeurd, waarbij een gewijzigde wei werd ingedeeld onder GN code 0404 90 33.
Dat gewijzigde wei vanaf 1 januari 1992 onder post 0404 10 moet worden ingedeeld is niet in discussie.
5.3. Belanghebbende heeft niet aangetoond dat bij de aangifte een bescheid is overgelegd, waaruit de exacte samenstelling van het ingevoerde goed blijkt. Dit is eerst ruim na het doen van aangifte gedaan.
5.4. De aangever had als beroepsmatig handelende douane-expediteur van de Verordening (EEG) nr. 964/91 op de hoogte moeten zijn. Hij had tevens moeten begrijpen dat de omstandigheid dat de ambtenaren deze Verordening niet hebben toegepast, op een vergissing van die ambtenaren heeft moeten berusten.
5.5. Er heeft bij de aanvaarding van de aangifte een globale controle plaatsgevonden. Derhalve is geen sprake van een grondige opneming van de goederen en een toetsing van de juistheid van de in de aangifte vermelde gegevens.
Mitsdien is er geen in rechte te beschermen vertrouwen gewekt dat de goederen conform de aangifte ingedeeld zouden blijven onder goederencode 0404 10.
6. De rechtsoverwegingen
6.1. De indeling in het GDT
6.1.1. Het basisproduct wei bevat, nadat de vetstoffen en de caseïne uit de melk zijn verwijderd, ongeveer 70% lactose. Ook de GS-toelichting (IDR) geeft een dergelijke omschrijving van wei, waarbij - voor zover hier van
belang - ten aanzien van de lactose wordt opgemerkt dat deze stof "gedeeltelijk" mag zijn verwijderd zonder dat
het product het karakter van "wei" verliest.
6.1.2. Het litigieuze product is een van wei verkregen en voor gebruik bij de bereiding van levensmiddelen bestemd poeder dat blijkens het sub 2.3. vermelde "Quality Certificate" minimaal 53% melkproteïne, maximaal 7% melkvet en in het geheel geen lactose bevat.
Door deze afwezigheid van lactose bezit het product, zo volgt uit het sub 6.1.1. overwogene, niet meer de wezenlijke kenmerken van het basisproduct "wei" en kan het evenmin worden aangemerkt als wei, waaraan een deel van de lactose is onttrokken.
Het product moet derhalve als een ander product bestaande uit natuurlijke bestanddelen van melk worden aangemerkt.
6.1.3. Uit het vorenoverwogene volgt dat niet post
0404 10, maar post 0404 90 van toepassing is.
Nu is gesteld noch gebleken dat het onderhavige product toegevoegde suiker of andere zoetstoffen bevat, het een gehalte aan proteïne van meer dan 42 gewichtspercenten en een vetgehalte van meer dan 1,5 doch niet meer dan 27 gewichtspercenten heeft, dient het onder post 0404 90 33 van het GDT te worden gerangschikt.
6.1.4. Het bovenstaande houdt tevens in - mede gelet op het arrest van 7 mei 1991, Nr. C-120/90 (UTC 1994/9*), van het Hof van Justitie - dat er geen onduidelijkheid bestaat
omtrent de indeling van het onderwerpelijke product onder post 0404 90 33 van het GDT. Er is dan ook geen reden om, zoals belanghebbende heeft verzocht, met betrekking tot de uitlegging van Verordening (EEG) nr. 964/91 prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie te stellen.
6.2. Het beroep op het vertrouwens- en rechtszekerheids-beginsel met betrekking tot de indeling in het GDT
Bij de aangifte heeft slechts een globale controle plaatsgevonden van de aangifte met de daarbij overgelegde bescheiden, waaronder het sub 2.3. vermelde "Quality Certificate".
Uit de omstandigheid dat het aspect van de tariefindeling niet is gecontroleerd, kan niet de conclusie worden getrokken dat dit element van de aangifte dan bewust als grondslag voor de berekening van de douanerechten is aanvaard.
Het stond de inspecteur daarom vrij op de aanvankelijk toegepaste indeling in het GDT terug te komen.
7. De proceskosten
De Tariefcommissie acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 11b van de Tariefcommissiewet.
8. De uitspraak
De Tariefcommissie bevestigt de uitspraak, waarvan beroep.
Aldus vastgesteld in raadkamer op 10 februari 1998 door
mr. H.M.J.I. Steenbergen, voorzitter, mr. F.H.M. Possen, ondervoorzitter, H.J. Bokhorst, gewoon lid, en jhr. ing. K.J.L. Hesselt van Dinter en mr. Th.J.G. van Berkum, buitengewone leden, in tegenwoordigheid van mr. A. Bijlsma, secretaris.
De secretaris: De voorzitter:
De beslissing is in het openbaar uitgesproken ter zitting van 10 februari 1998.