in de zaak nr. 0058/97 TC
de dato 8 september 1998
1.1. Op 18 maart 1997 is een beroepschrift ingekomen van M te R, ingediend namens de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. te Y, belanghebbende. Het beroep is gericht tegen de uitspraak van het hoofd van het Douanedistrict Z(de inspecteur) van 6 februari 1997, waarbij het bezwaar van belanghebbende tegen de in de uitnodiging tot betaling van 26 november 1996 vermelde bedragen aan douanerechten en aan Invoerrecht EEG is afgewezen.
1.2. Van belanghebbende is door de Secretaris een griffierecht van f 150,-- geheven. De inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
1.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden in raadkamer tijdens de zitting van 21 oktober 1997. Daar zijn verschenen namens belanghebbende W en namens de inspecteur mr. B. De inspecteur heeft een pleitnota overgelegd en voorgelezen.
1.4. De inspecteur heeft bij brief van 12 november 1997 inlichtingen verstrekt. De gemachtigde van belanghebbende heeft op 4 februari 1998 schriftelijk op deze brief gereageerd. Partijen hebben schriftelijk te kennen gegeven geen gebruik te maken van de gelegenheid om hun standpunten nader mondeling toe te lichten.
2.1. Op 15 oktober 1996 heeft belanghebbende bij de douaneambtenaren te Rotterdam onder nummer 0000.37... aangifte ten invoer gedaan van "7434 cartons verse citroenen à 19.00 kg bruto/à 18.00 kg netto" van oorsprong en verzonden uit Argentinië. Aangegeven werd post 0805 30 30 van het gemeenschappelijk douanetarief. Voorts werd op de aangifte een nettomassa van 133812 kilogram vermeld. In vak 44 was vermeld dat de douanewaarde van de goederen volgens de "vereenvoudigde procedure EHW" was bepaald op f 133,48 per 100 kilogram netto. Bovendien was nog vermeld: "37-6031751 en 28-08215257".
De ambtenaren hebben de aangifte op 15 oktober 1996 in het Sagitta-systeem opgenomen. Op het aangifteformulier werd een stempel met de datum 15 oktober 1996 gezet. Het formulier werd niet aan belang-hebbende geretourneerd.
Na het in ontvangst nemen van de aangifte hebben de ambtenaren in de loop van de dag telefonisch aan belanghebbende medegedeeld dat bij de aangifte een invoercertificaat ontbrak.
2.2. Het Hoofdproductschap voor Akkerbouwproducten heeft op verzoek van belanghebbende op 16 oktober 1996 telefonisch aan de ambtenaren bericht dat de goederen zonder overlegging van de voorgeschreven landbouw-documenten ten invoer konden worden vrijgegeven, hetgeen op dezelfde dag onder nummer 1778 schriftelijk is bevestigd. De ambtenaren hebben direct na het telefonisch bericht de goederen vrijgegeven; het stempel op het aangifteformulier werd doorgehaald en vervangen door een stempel met de datum 16 oktober 1996. In het Sagitta-systeem werd de datum van aangifte niet gewijzigd.
2.3. Op de mededeling beëindigde verificatie van 26 november 1996 staat:
"Verificatie mededelingen.
wijze van controle: verificatie a.h.v. bescheiden zonder wegvoering
uitslag van de controle: niet conform bevindingen: invoercert op 16.10.1996 d.m.v. tel vrijgave aangeboden waardoor dagwaarde 119.92=55.7 ecu is gegaan naar waarde 160.468".
2.4. Het in de sub 1.1. genoemde uitnodiging tot betaling vermelde bedrag aan douanerechten is overeenkomstig het systeem van de vereenvoudigde procedure op 16 oktober 1996 als volgt berekend:
douanewaarde: f 119,92 (55.7 ECU x 2,15297) per 100 kilogram netto x 133.812 kilogram = f 160.468; een tarief van 7,5% per f 100 douanewaarde;
douanerechten: f 12.035,10.
Het aanvullende invoerrecht EEG bedroeg 10,334256% per 100 kilogram netto-massa. Bij het gewicht van 133.812 kilogram bedroeg dit invoerrecht f 13.828,50.
Het bedrag van de uitnodiging tot betaling bedroeg derhalve in totaal f 25.863,60.
2.5. De in de sub 1.4. genoemde brief van de inspecteur opgenomen berekening van de douanerechten op 15 oktober 1996 is als volgt: douanewaarde: f 133,48 (62 ecu x 2,15297) per 100 kilogram netto x 133.812 kilogram = f 178.612,25; een tarief van 7,5% per f 100 douanewaarde;
douanerechten f 13.396,--.
Op 15 oktober 1996 wordt geen invoerrecht EEG in rekening gebracht.
In geschil is het antwoord op de vraag of de aangifte is aanvaard op 15 oktober 1996 of op 16 oktober 1996.
4. Het standpunt van belanghebbende
4.1. Op grond van artikel 31 Verordening (EG) nr. 2200/96 kan bij invoer van groenten en fruit in de EG een invoercertificaat verplicht worden gesteld. Deze verplichting is opgenomen in de Verordening (EG) nr. 3719/88. Op grond van bepalingen in het In- en Uitvoerbesluit Landbouwgoederen is invoer van deze goederen zonder een geldig invoercertificaat verboden.
Belanghebbende heeft in vak 44 van de aangifte een opsomming gegeven van de bijgevoegde bescheiden, te weten:
- code 37 - certificaat voor veterinaire bepalingen,
- code 28 - certificaat voor fyto-sanitaire bepalingen.
4.2. Op grond van artikel 203 van de Uitvoerings-verordening van het Communautair douanewetboek (UCDW) wordt de datum van aanvaarding op de aangifte ten invoer geplaatst. Het stempel is op 15 oktober 1986 gezet, derhalve heeft de douane de aangifte ten invoer op die datum aanvaard.
4.3. Volgens artikel 67 CDW geldt de datum van aanvaarding van de aangifte als de datum, die in aanmerking moet worden genomen voor de toepassing van de douaneregeling, waarvoor de goederen zijn aangegeven. Op grond van artikel 201, lid 2, CDW ontstaat de douaneschuld op het tijdstip waarop de betreffende douaneaangifte wordt aanvaard. Mitsdien is het tarief van 15 oktober 1986 van toepassing.
4.4. Er is bij het telefonisch overleg tussen belanghebbende en de douane overeengekomen dat 15 oktober 1986 als datum van aanvaarding van de aangifte zou worden aangemerkt.
5. Het standpunt van de inspecteur
5.1. Op grond van artikel 62, lid 2, CDW moeten alle bescheiden bij de aangifte worden gevoegd om de toepassing mogelijk te maken van de bepalingen welke gelden voor de douaneregeling waarvoor de goederen zijn aangegeven. Nu bij de aangifte geen invoercertificaat was gevoegd, kan de aangifte niet op 15 oktober 1996 zijn aanvaard.
5.2. De ambtenaren hebben bij de verificatie ontdekt dat het invoercertificaat niet aanwezig was. Zij hebben dit toen direct telefonisch aan belanghebbende medegedeeld. Belanghebbende zou bij het productschap een invoer-certificaat aanvragen en tevens zou zij om een versnelde telefonische vrijgave vragen. De aangifte is eerst na de sub 2.2. vermelde mededeling van het Hoofdproductschap voor Akkerbouwproducten op 16 oktober 1996 aanvaard.
Het zetten van het dienststempel op 15 oktober 1996 heeft geen andere betekenis dan dat de aangifte voor het verrichten van administratieve handelingen - zoals het opnemen van de aangifte in het Sagittasysteem - in ontvangst is genomen. De ambtenaren hebben de aangifte geverifieerd alvorens deze te aanvaarden. Ingevolge artikel 71 CDW dienen de resultaten van de verificatie te gelden voor de berekening van de douaneschuld.
Overigens heeft niets belanghebbende in de weg gestaan om reeds op 15 oktober 1996 om telefonische vrijgave van de goederen te verzoeken.
Terecht zijn de rechten berekend naar het tarief van 16 oktober 1996.
5.3. Weersproken wordt dat er tussen douaneambtenaren en belanghebbende een afspraak met betrekking tot de datum van aanvaarding van de aangifte op 15 oktober 1996 is gemaakt.
5.4. De aangever is zelf verantwoordelijk voor de aangifte; hij draagt het risico voor omissies daarin. Van de ambtenaren kon niet worden verwacht dat zij uit eigen beweging zouden controleren of belanghebbende met deze aangifte op l6 oktober 1996 een groter bedrag aan douanerechten verschuldigd zou worden dan op 15 oktober 1996.
5.5. Indien niet vrijwel direct na het indienen van de aangifte, maar eerst veel later, bijvoorbeeld één jaar later, zou zijn ontdekt dat het invoercertificaat ontbrak, zou 15 oktober 1996 wel als datum van aanvaarding van de aangifte zijn gebezigd.
6.1. Ingevolge artikel 203 UCDW wordt de datum van aanvaarding op de aangifte vermeld. De datum waarop de douaneambtenaar het dienststempel op de aangifte plaatst, heeft, mede in het belang van de rechtszekerheid, te gelden als het tijdstip waarop de aangifte wordt aanvaard. Artikel 62, lid 2, CDW staat aan dit oordeel niet in de weg.
6.2. Uit het sub 6.1. overwogene volgt dat de stelling van de inspecteur, dat de plaatsing van het dienststempel op 15 oktober 1996 slechts geschiedde ten behoeve van administratieve handelingen, en dat daardoor geen aanvaarding van de aangifte plaatsvond, moet worden verworpen.
6.3. Op grond van artikel 67 CDW geldt de datum van aanvaarding van de aangifte als datum, die in aanmerking moet worden genomen voor de toepassing van alle bepalingen, welke gelden voor de douaneregeling waarvoor de goederen zijn aangegeven.
6.4. Op grond van het voorgaande geldt 15 oktober 1996 als dag van aanvaarding van de aangifte, en dient de uitnodiging tot betaling te worden verminderd tot het sub 2.5. genoemde bedrag groot f 13.396,--.
De Tariefcommissie acht termen aanwezig de inspecteur op de voet van artikel 11b van de Tariefcommissiewet te veroordelen in de proceskosten, welke met toepassing van het Besluit proceskosten fiscale procedures worden vastgesteld op 2 (beroepschrift en verschijnen ter zitting) x 1 (gewicht) x f 710,-- = f 1.420,--.
De Tariefcommissie:
- vernietigt de bestreden uitspraak;
- vermindert de uitnodiging tot betaling tot een bedrag
van f 13.396,--;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten en wijst de
Staat der Nederlanden aan deze kosten, groot f 1.420,--
aan belanghebbende te voldoen;
- gelast de inspecteur het betaalde griffierecht ad
f 150,-- aan belanghebbende te vergoeden.
Aldus vastgesteld in raadkamer op 8 september 1988 door mr. H.M.J.I. Steenbergen, voorzitter, mr. F.H.M. Possen, ondervoorzitter, H.J. Bokhorst, gewoon lid, jhr. ing. K.J.L. Hesselt van Dinter en mr. Th.J.G. van Berkum, buitengewone leden, in tegenwoordigheid van mr. A. Bijlsma, secretaris.
De secretaris: De voorzitter:
De beslissing is medegedeeld in het openbaar ter zitting van 8 september 1998