99/1004
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Veertiende Enkelvoudige Belastingkamer
PROCES-VERBAAL
van de mondelinge uitspraak in het beroep van X te Z, belanghebbende,
tegen
de uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Particulieren P, de inspecteur, gedagtekend 22 februari 1999, betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1997.
Het beroep is behandeld ter zitting van 6 oktober 1999.
Beslissing
Het Hof verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de bestreden uitspraak.
Gronden
Gedurende het eerste halfjaar van 1997 is belanghebbende als beroepsmilitair uitgezonden geweest naar Bosnië, voormalig Joegoslavië. In verband met zijn uitzending genoot belanghebbende, naast zijn wedde een (onbelaste) onkostenvergoeding van de Verenigde Naties gebaseerd op de regeling ‘Voorziening Joegoslavië’ van het Ministerie van Defensie. Belanghebbende heeft in zijn aangifte tot een bedrag van f 10.957 aftrekbare beroepskosten opgenomen bestaande uit:
Nedeco-regeling f 6.129
forfaitaire arbeidskosten - 2.598
extra telefoonkosten verblijf Bosnië - 1.665
kosten gezinshereniging - 565
De inspecteur heeft de bedragen voor extra telefoonkosten verblijf Bosnië en kosten gezinshereniging niet in aftrek toegelaten.
Belanghebbende is van mening dat de bedragen voor extra telefoonkosten verblijf Bosnië en kosten gezinshereniging wel voor aftrek in aanmerking moeten komen. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft belanghebbende in de stukken en ter zitting, samengevat en in hoofdzaken weergegeven, aangevoerd dat de kosten rechtstreeks verband houden met het verwerven van de inkomsten; dat de telefoongesprekken met en de reiskosten naar het ‘thuisfront’ noodzakelijk waren voor de goede vervulling van de dienstbetrekking; dat de aftrek op grond van de Nedeco-regeling bestemd is voor kosten van verblijf, huisvesting en voeding en dat de onderhavige telefoon- en reiskosten niet onder deze regeling vallen.
De inspecteur is, samengevat en in hoofdzaken weergegeven, van mening dat de onderhavige kosten wel onder de Nedeco-regeling vallen; dat voor zover deze kosten niet onder de Nedeco-regeling vallen -vanwege het privé-karakter- geen sprake is van aftrekbare kosten; dat voor zover wel sprake is van aftrekbare kosten belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn werkelijke beroepskosten meer hebben bedragen dan de genoten forfaitaire aftrek van f 2.598 waarbij volgens de inspecteur tevens rekening gehouden moet worden met de door belanghebbende genoten onkostenvergoeding van de Verenigde Naties.
Het Hof kan belanghebbende niet volgen in zijn stelling dat de onderhavige kosten niet onder de Nedeco-regeling vallen. Naar het oordeel van het Hof valt in de Nedeco-regeling, vastgelegd in het besluit van de staatssecretaris van Financiën van 17 januari 1995, nr. IFZ 94/1042 gepubliceerd in BNB 1995/84, niet te lezen dat haar werking beperkt is tot kosten van verblijf, huisvesting en voeding. In de Nedeco-regeling heeft de staatssecretaris een regeling getroffen voor forfaitaire kostenaftrek voor naar het buitenland uitgezonden employés en deskundigen. In onderdeel 1.2. van het besluit meldt de staatssecretaris dat hij deze regeling heeft willen treffen ‘[M]et het oog op de bijzondere omstandigheden waaronder de vorenbedoelde employés en deskundigen werkzaam zijn en op de belangrijke verschillen in de toekenning door de werkgever of uitzendende instantie van kostenvergoedingen, verzorging van huisvesting en dergelijke (....) mede gelet op het feit dat in vele gevallen er geen scherpe scheidslijn kan worden getrokken tussen uitgaven die verband houden met het vervullen van de dienstbetrekking c.q. werkzaamheden en uitgaven die in de persoonlijke sfeer zijn gelegen. (.....).’ Het Hof leest in deze passage van het besluit en in het vervolg, waaruit ook blijkt dat het besluit een regeling geeft voor ‘de aftrekbare kosten’, dat de staatssecretaris juist geen onderscheid heeft willen maken tussen de verschillende soorten kosten en uitgaven. Gezien het vorenoverwogene is het Hof van oordeel dat de bedragen voor extra telefoonkosten verblijf Bosnië en kosten gezinshereniging niet afzonderlijk in aftrek kunnen worden toegelaten. De omstandigheid dat de problemen rond de vaststelling van het aftrekbare bedrag vaak betrekking hebben op de kosten van verblijf, huisvesting en voeding, doet er niet aan af dat de getroffen regeling alle aftrekbare kosten beslaat.
Nu het beroep ongegrond is en zich overigens geen bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan, acht het Hof geen termen aanwezig een partij te veroordelen in de kosten van het geding op de voet van artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
De uitspraak is gedaan op 20 oktober 1999 door mr. Van Loon, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Koning als griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken. Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, door het lid van de belastingkamer en de griffier ondertekend.
Het lid van de belastingkamer heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van dit proces-verbaal in geanonimiseerde vorm.
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht voor zowel de belanghebbende als de verweerder ƒ 150.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondeling uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.