98/4791
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Derde Meervoudige Belastingkamer
UITSPRAAK
op het beroep van X te Z, belanghebbende,
tegen
een uitspraak van de Inspecteur van de Belastingdienst te P, de inspecteur.
1. Loop van het geding
Van belanghebbende is ter griffie een beroepschrift ontvangen op 5 november 1998 gericht tegen de uitspraak van de inspecteur met dagtekening 9 oktober 1998 betreffende de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1993.
De aanslag is berekend naar een belastbaar inkomen van f.191.949 en is bij de bestreden uitspraak verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen van f.153.853.
Het beroep, dat is aangevuld bij schrijven van 15 februari 1999, strekt tot vernietiging van de uitspraak en -naar het Hof begrijpt- de aanslag.
De inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak.
Ter zitting van 2 juni 1999 is de inspecteur verschenen. Belanghebbende die, evenals de inspecteur, is opgeroepen bij aangetekend schrijven van de griffier van 10 mei 1999 waarin is vermeld dat het beroep zal worden behandeld te 10.00 uur, heeft zich pas na de behandeling om 10.50 uur gemeld bij de bode. Desgevraagd heeft de bode de oproep gecontroleerd en vastgesteld dat daarin, evenals in de kopie van de oproep die zich in het dossier bevindt, het tijdstip van 10.00 uur is vermeld. Belanghebbende heeft de bode medegedeeld dat hij zich had vergist in het tijdstip. Om 10.50 uur was de gehandeling voltooid en was de inspecteur reeds vertrokken. Het Hof heeft in het vorenstaande geen aanleiding gevonden een nieuwe mondelinge behandeling vast te stellen.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Belanghebbende deed voor het onderhavige jaar aangifte van een belastbaar inkomen van negatief f.18.691. In de aangifte is een saldo onverrekende verliezen ad f.127.974 vermeld.
Bij de aanslagregeling heeft de inspecteur het aangegeven inkomen verhoogd met laatstgenoemd bedrag en voorts met f.81.146 (uitdeling) en f.1.520 (privégebruik auto); het belastbare inkomen is vastgesteld op f.191.949.
2.2. Bij de bestreden uitspraak is het belastbare inkomen, onder meer in verband met een vermindering van de uitdeling tot f.54.866, verminderd tot f.153.853. Met onverrekende verliezen heeft de inspecteur ook bij die gelegenheid geen rekening gehouden.
2.3. Belanghebbende is vertaler van beroep; zijn werkzaamheden voert hij uit als ondernemer in de zin van artikel 6 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964.
2.4. Begin jaren 80 heeft belanghebbende zich, samen met zijn broer, bezig gehouden met onroerend-goedprojecten. De betreffende activiteiten werden uitgeoefend door middel van verschillende vennootschappen, waaronder A C.V., v.o.f. B en C C.V.. Belanghebbende en zijn broer vonden beleggers bereid omvangrijke bedragen te investeren.
2.5. In maart 1983 is een onderzoek ingesteld door de Gemeentepolitie te Q naar aanleiding van klachten van beleggers. Tijdens huiszoekingen die op 9 juni 1983 op vier plaatsen hebben plaatsgevonden is -onder meer- de administratie welke belanghebbende in zijn bezit had in beslag genomen. Het onderzoek van de administratie is gedaan door Z RA, accountant van de Fraudecentrale CRI. Van het proces-verbaal dat Z heeft opgemaakt van zijn onderzoek bevindt zich een gedeelte in kopie onder de stukken (bijlage 8 bij het vertoogschrift). In de aanhef van dit proces-verbaal is vermeld dat ‘een onderzoek [is] ingesteld in de administratie van een aantal bedrijven, stichtingen en beleggingsmaatschappijen, waarin zijn betrokken’ belanghebbende en zijn broer. Het onderzoek strekte zich, zo blijkt uit het proces-verbaal, uit over de jaren 1980, 1981 en 1982 terwijl voorts de afloop van bepaalde feiten in 1983 mede in het onderzoek werd betrokken.
In het proces-verbaal is onder andere het volgende vermeld:
‘ JAARSTUKKEN
Door het kantoor van Y (Hof: de accountant) werden na afloop van het boekjaar per
bedrijf de concept-balansen opgesteld. Deze werden vervolgens ter correctie voorgelegd
aan X. Na verwerking van eventuele door hem aangegeven correcties ontstonden
de definitieve balansrapporten.
Over de jaren 1980 en 1981 werden de volgende balansrapporten opgemaakt.
1980 1981
D BV x x
A CV x
v.o.f. B x
Stichting E x
E Joint Venture x x
E HPR x
E Tax CV i.o. x x
F x
C Company CV x x
Maatschap G x
Maatschap H x
Voor wat betreft 1982 werd uitsluitend een balansrapport over het eerste halfjaar van
E Tax CV i.o. opgesteld.
(…..)
Door het ontbreken van een adequate administratie in het algemeen en een kasadministratie
in het bijzonder kon de besteding van gelden (met name de kasopnamen) niet volledig
worden gecontroleerd en beoordeeld.’
2.6. In de aangiften inkomstenbelasting over de jaren vóór 1993 heeft belanghebbende geen te verrekenen verliezen vermeld.
De inspecteur heeft ter zitting een overzicht overgelegd van de vastgestelde belastbare inkomens van belanghebbende voor de jaren 1976 tot en met 1996; deze luiden als volgt:
1976 f. 0 *
1977 f. 26.755 (bij navordering f.29.508)
1978 f. 8.438
1979 f. 3.430
1980 f. 36.410
1981 f. 80.000
1982 f.120.000
1983 f. (resultatennota ontbreekt)
1984 f. 0 *
1985 f. 0 *
1986 f. 50.514
1987 f. 56.499
f. 85.891
f. 64.921
1990 f. 50.564
1991 f. 29.000
1992 f. 29.000
1993 f.153.853
1994 f. 78.769
1995 f.167.132
f.116.798
* met toepassing van artikel 24a van de Wet op de inkomstenbelasting is geen aanslag
opgelegd.
Ter zitting heeft de inspecteur een kopie overgelegd van de resultatennota’s inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor de jaren 1991 en 1992.
2.7. In een bijlage bij een brief aan de inspecteur van 20 mei 1997 heeft belanghebbende een opstelling gemaakt van de gestelde aanloopverliezen en nagekomen bedrijfslasten.
Deze opstelling luidt als volgt:
‘Aandeel X in aanloopverliezen
Tot 1 jan. 1982 ½ x 165.000 82.250
1 jan. - 31 maart 1982 ½ x ¼ x 303.000 37.875
31 maart - 31 dec. 1982 ¾ x 303.000 227.250
---------
totaal 347.375
Verlies op verkoop door gedwongen executie
vastgoed in 1985 (eenmanszaak) 135.212,16
A CV:
Afschrijving geactiveerde waarde
Projecten 227.225,96
Verlies op verkoop pand a
19 en 21 in 1985 124.000,--
------------
351.225,96
waarvan 50% 175.612,98
Nagekomen bedrijfslast in 1995 door aansprakelijk-
stelling I Bank
500.000,- Waarvan 50% 250.000,--
-------------
Totaal aanloopverlies en nagekomen bedrijfslasten 732.587,22’
2.8. Onder de stukken (bijlage 13 bij het vertoogschrift) bevindt zich een kopie van een brief d.d. 1 mei 1995 van een incassobureau aan belanghebbende. Hierin is onder meer het volgende vermeld:
‘ Onze bovengenoemde cliënte (Hof: I Bank) stelt ons ter hand een vordering
op u ter zake van de door u afgegeven borgstelling ten behoeve van D BV,
welke besloten vennootschap haar schuld aan cliente ten bedrage van in totaal
f 537.360,07 exlusief rente vanaf april 1987 nimmer heeft voldaan.
De vordering bedraagt op basis van die borgstelling f 250.000,00 exclusief nog te
berekenen rente en eventuele kosten.
Namens cliënte delen wij u mede, dat zij geenszins wenst af te zien van haar
vordering en wij sommeren u dan ook om laatstgenoemd bedrag binnen 10 dagen
na heden op één der onderstaande rekeningen te voldoen.
(…..)
Wij vermelden nog, dat wij ons conform artikel 3:317 BW uitdrukkelijk het recht
voorbehouden nakoming van de overeenkomst te eisen, waardoor nu een nieuwe
verjaringstermijn is ingegaan.’
2.9. Bijlage 9 bij het vertoogschrift is de balans per 31 december 1980 en de winst- en verliesrekening over het jaar 1980 van v.o.f. B alsmede de toelichting op deze stukken. De winst beloopt f.15.149,59. Voorts is onderdeel van deze bijlage de balans per 31 december 1980 en de winst- en verliesrekening over 1980 van C.V. C; het verlies over 1980 bedraagt f.3.000. Tevens bevat voornoemde bijlage de balans per 31 december 1980 en de winst- en verliesrekening over 1980 van A C.V.; de jaarstukken sluiten met een winst van f.9.390,39. De winst- en verliesrekening van DB.V., eveneens begrepen in bijlage 9, over 1980 sluit met een verlies van f.145.157,94.
2.10. Bij schrijven van 24 augustus 1998 heeft belanghebbende aan de inspecteur door hem gereconstrueerde jaarstukken over 1982 gezonden van A C.V. en v.o.f. B (bijlage 11 bij het vertoogschrift).
In deze stukken is vermeld dat A C.V. per 1 januari 1982 een winstsaldo van negatief f.1.222.786,20 had, dat het winstsaldo over 1982 negatief f.199.010,67 beloopt en het winstsaldo per 31 december 1982 negatief f.1.421.796,90.
De balans van B vermeldt een winstsaldo per 31 december 1982 van negatief f.507.000.
2.11. Bijlage 5 bij het vertoogschrift is een kopie van een brief d.d. 31 augustus 1998 van de inspecteur aan belanghebbende. Hierin is onder andere het volgende vermeld:
‘Uw stelling dat de administratie in beslag is genomen door de FIOD in samenwerking met
de Rijksaccountantsdienst is overigens niet juist. (…..) In de strafprocedure zijn voor zover
mij bekend ook slechts commune (en dus geen fiscale) delicten ten laste gelegd. Van
inbeslagname door de Rijksaccountantsdienst of FIOD is geen sprake. Mogelijk heeft de
FIOD op enig moment bijstand verleend aan de Officier van Justitie, maar dit laat onverlet
dat de administratie door Justitie in beslag is genomen, en onder beheer van Justitie is
gebleven totdat deze aan u is geretouneerd.
De inbeslagname medio 1983 verklaart overigens nog niet dat u pas in 1997 met een
opstelling over 1982 komt, wat daar inhoudelijk ook van zij. Naar ik uit uw brief begrijp
heeft u de in beslag genomen stukken in reeds in 1987 teruggekregen.’
3. Geschil
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of belanghebbende per 1 januari 1993 verrekenbare verliezen heeft.
4. Standpunten van partijen
Hiervoor verwijst het Hof naar de stukken van het geding.
Ter zitting heeft de inspecteur daaraan -zakelijk weergegeven- nog het volgende toegevoegd.
Volgens de Belastingdienst in W heeft de broer van belanghebbende geen aanspraak gemaakt op verliesverrekening.
Belanghebbende stelt dat de verliezen al eerder aan de orde zijn gesteld. In het kader van de aangifte voor het jaar 1991 zijn de verliezen een keer genoemd. Voor het jaar 1991 heeft belanghebbende drie verschillende aangiften ingediend. In de laatste is een verlies van f.308.777 genoemd; die aangifte is binnengekomen nadat de aanslag was vastgesteld. De bezwaartermijn was toen reeds verstreken.
Tegen de aanslagen voor de jaren 1991 en 1992 is geen bezwaar ingesteld.
Ik heb er geen bezwaar tegen indien het Hof de schriftelijke uitspraak toezendt zonder aankondiging vooraf omtrent de datum waarop de beslissing wordt uitgesproken ter openbare zitting.
5. Beoordeling van het geschil
5.1.1. Belanghebbende heeft gesteld dat in 1981 en 1982 verliezen zijn geleden en, naar het Hof begrijpt, dat uit de toenmalige bedrijfsuitoefening in latere jaren nog verdere lasten zijn voortgevloeid, een en ander zoals weergegeven onder 2.7.
5.1.2. Het ligt op de weg van belanghebbende om aannemelijk te maken dat in 1981 en 1982 en eventueel latere jaren verliezen zijn geleden en vervolgens tot welke bedragen.
5.2. Het Hof acht niet aannemelijk dat in de betreffende jaren sprake is geweest van een behoorlijke administratie. Daarbij neemt het Hof in aanmerking hetgeen daarover is vermeld in het hiervoor onder 2.5. geciteerde proces-verbaal. Ook overigens heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat de gestelde verliezen berusten op deugdelijke, controleerbare stukken. De door belanghebbende opgestelde reconstructie is onvoldoende onderbouwd met concrete gegevens.
5.3. Het Hof heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van de stelling van de inspecteur dat de inbeslaggenomen stukken in 1987 aan belanghebbende zijn teruggegeven.
5.4. Aan belanghebbende zijn, naar de inspecteur heeft gesteld en het Hof aannemelijk acht, over een reeks van jaren na 1982 positieve aanslagen in de inkomstenbelasting opgelegd. Tegen deze aanslagen is nimmer bezwaar ingesteld. Weliswaar stelt belanghebbende thans dat ten onrechte positieve aanslagen zijn opgelegd over de jaren vóór 1993 doch het had dan op de weg van belanghebbende gelegen om op enig moment tegen een aanslag bezwaar te maken.
5.5. Tot de indiening van de aangifte inkomstenbelasting voor het jaar 1991 heeft belanghebbende nimmer melding gemaakt van de thans gestelde verliezen terwijl het stellen van de verliezen bij de aangifte 1991 eerst is gebeurd nadat de aanslagregeling had plaatsgevonden. Ook tegen deze aanslag heeft belanghebbende niet, althans niet tijdig, bezwaar ingesteld.
5.6. Belanghebbende heeft nog gesteld dat sprake is van aanloopverliezen en dat deze verliezen onbeperkt verrekenbaar zijn. Daarvoor is evenwel ingevolge het bepaalde in artikel 51, lid 3, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, vereist dat de belastingplichtige regelmatig boekhoudt met geregelde jaarlijkse afsluitingen.
Op grond van hetgeen het Hof hiervoor onder 5.2. reeds heeft overwogen is het Hof van oordeel dat daarvan in het onderhavige geval in de desbetreffende jaren geen sprake was.
5.7. Met betrekking tot de vordering van I Bank overweegt het Hof dat niet gebleken is dat belanghebbende het bedrag ad f.250.000 heeft voldaan en voorts dat niet is gebleken in welke hoedanigheid belanghebbende de borgstelling heeft afgegeven. Reeds op deze grond is niet aannemelijk gemaakt dat van een bedrijfsverlies sprake is.
5.8. Al hetgeen hiervoor is overwogen, in onderlinge samenhang bezien, leidt het Hof tot de slotsom dat belanghebbende de gestelde verliezen niet aannemelijk heeft gemaakt, althans niet aannemelijk heeft gemaakt dat verliezen zijn geleden die de bedragen van de inmiddels onherroepelijk vaststaande belastbare inkomens van de voorgaande jaren, met welke inkomens die verliezen ingevolge de wettelijke regeling tot verrekening komen, overtreffen.
6. Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig een partij te veroordelen tot vergoeding van proceskosten op de voet van artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
7. Beslissing
Het Hof -verklaart het beroep ongegrond en
-bevestigt de bestreden uitspraak.
De uitspraak is vastgesteld op 8 september 1999 door mrs Smit, Faase en Van Loon, in tegenwoordigheid van mr Geel-Cieraad als griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken.
De voorzitter heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.