98/3855
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Dertiende Enkelvoudige Belastingkamer
UITSPRAAK
op het beroep van X te Z, belanghebbende,
tegen
een uitspraak van de Directeur van Stadstoezicht van de gemeente P, verweerder.
1. Loop van het geding
Van belanghebbende is ter griffie van het gerechtshof een beroepschrift ingekomen op 24 augustus 1998, ingediend door mr. A (Stichting B Rechtsbijstand) te Q als haar gemachtigde. Het beroep is gericht tegen de uitspraak van verweerder met dagtekening 17 juli 1998 betreffende de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen en de beschikking kosten wielklem beide met nummer 7151779 en gedagtekend 21 mei 1998.
De naheffingsaanslag beliep f 4 parkeerbelasting en f 58,50 kosten opleggen naheffingsaanslag, en de kosten wielklem bedroegen f 65. De naheffingsaanslag en de beschikking kosten wielklem werden bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.
Het beroep strekt tot vernietiging van de uitspraak en tot vernietiging van de naheffingsaanslag en van de beschikking.
Verweerder heeft een vertoogschrift ingediend en concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak.
Ter zitting van 23 juli 1999 zijn belanghebbende en haar gemachtigde niet verschenen. Namens verweerder is mr.W.A.H. Bänziger verschenen, die een kopie van een tweetal advertenties heeft overgelegd.
2. De Gemeentewet en de Verordening
2.1. Artikel 216 van de Gemeentewet luidt:
"De raad besluit tot het invoeren, wijzigen of afschaffen van een gemeentelijke belasting door het
vaststellen van een belastingverordening.".
2.2. In de gemeente P gold in 1998 de 'Verordening Parkeerbelastingen 1997' (hierna: de Verordening), vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 25 juni 1997, nr. 324, en gewijzigd bij besluit van de gemeenteraad van 17 december 1997, nr. 814.
2.3. De Verordening luidt, na hernummering en voor zover hier van belang, als volgt:
"Bevoegdheid tot aanwijzing van parkeerapparatuur-
plaatsen.
Artikel 8
De aanwijzing van de plaats waar en het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van belasting (...) mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door Burgemeester en Wethouders bij openbaar bekend
te maken besluit."
3. Tussen partijen vaststaande feiten
3.1. Op 21 mei 1998 (Hemelvaartsdag) om circa 19.25 stond de auto met kenteken XX-XX-XX geparkeerd aan de K-gracht nabij huisnummer 208 te P (hierna: de parkeerplaats) zonder dat voor het aldaar op dat tijdstip parkeren parkeerbelasting was betaald. Ter zake van dit feit is de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd en een wielklem aan de auto aangebracht.
3.2. Op 21 mei 1998 was op parkeermeters in P een sticker geplakt met de volgende tekst:
"Op Hemelvaartsdag (21 mei 1998) en op 1e en 2e Pinksterdag (31 mei en 1 juni 1998) vinden er in de stadsdelen geen controles plaats op het betaald parkeren. Stadstoezicht".
3.3. Op woensdag 20 mei 1998 is in het P-s Stadsblad een mededeling met de volgende tekst verschenen:
"Attentie! Stadstoezicht
Parkeercontrole op Hemelvaartsdag (21 mei 1998)
Op Hemelvaartsdag (donderdag 21 mei 1998) vinden er in de binnenstad van P de gebruikelijke controles op het betaald parkeren plaats.
Op verzoek van de stadsdelen wordt op Hemelvaartsdag het betaald parkeren in de stadsdelen niet gehandhaafd.
De wegsleepregeling is wél in de hele stad van toepassing.
Voor meer informatie: (...)".
4. Geschil
Tussen partijen is in geschil of de naheffingsaanslag en de beschikking kosten wielklem terecht zijn opgelegd.
5. Standpunten van partijen
Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de stukken van het geding.
Ter zitting heeft verweerder nog het volgende naar voren gebracht:
De gemeente kent een bestuurlijke structuur waarbinnen door de gemeenteraad aan zogenoemde stadsdelen verregaande bevoegdheden zijn toegekend.
De stadsdelen houden zich ook zelf met de heffing van parkeerbelastingen bezig. In dat kader zijn door de stadsdelen afspraken gemaakt met betrekking tot bepaalde dagen waarop -in afwijking van de Verordening- geen parkeerbelasting behoeft te worden betaald, dan wel het betaald parkeren niet gehandhaafd wordt.
Met betrekking tot Hemelvaartsdag is afgesproken dat voor parkeren in de binnenstad wél betaald zou moeten worden en in de rest van de stad, de zogenoemde stadsdelen, niet.
In P wordt iedereen geacht te weten wat een stadsdeel is, en dat de binnenstad geen stadsdeel is.
In dit geval hebben de stadsdelen aan Stadstoezicht de opdracht gegeven de afspraak te publiceren, en door middel van de stickers potentiële parkeerders te laten weten dat er niet gecontroleerd zou worden.
Het is goed mogelijk dat er ook op parkeermeters in de binnenstad stickers zijn geplakt, al dan niet door Stadstoezicht.
6. Beoordeling van het geschil
6.1. Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 18 oktober 1995, BNB 1996/34 kan splitsing van het bezwaarschrift tegen de naheffingsaanslag in een zodanig bezwaarschrift en een bezwaarschrift tegen de beschikking kosten wielklem achterwege blijven.
6.2. Belanghebbende heeft haar auto op de K-gracht geparkeerd zonder daarvoor parkeerbelasting te voldoen. Zij stelt dat zij niet betaald heeft omdat ze eerder op die dag op de S-gracht nabij de M-P parkeerde bij een parkeermeter waarop een sticker als onder 3.2 was geplakt. Zij verkeerde daardoor in de veronderstelling dat op Hemelvaartsdag niet betaald behoefde te worden.
Verweerder stelt -onder verwijzing naar de onder 3.3 weergegeven tekst van de advertentie- dat belanghebbende had kunnen weten dat zij ook op Hemelvaartsdag in de binnenstad voor parkeren moest betalen.
6.3. De Verordening kent geen vrijstelling van de verplichting tot het betalen van parkeerbelasting op (kerkelijke) feestdagen, zoals in casu Hemelvaartsdag. Evenmin is gesteld of gebleken dat Burgemeester en Wethouders van de haar in artikel 8 van de Verordening gegeven bevoegdheid, zoals onder 2.3 vermeld, gebruik hebben gemaakt in die zin dat een aanwijzing is gegeven dat op zodanige dagen bij bepaalde parkeerapparatuur geen parkeerbelasting behoeft te worden voldaan.
Nu voor het parkeren op de K-gracht op Hemelvaartsdag op grond van de Verordening parkeerbelasting was verschuldigd en vaststaat dat belanghebbende deze niet heeft voldaan zijn de naheffingsaanslag en de beschikking kosten wielklem terecht opgelegd. Het beroep is in zoverre ongegrond.
6.4.1. Belanghebbende heeft echter nog gesteld dat de handelwijze van Stadstoezicht zodanig verwarrend en misleidend was dat om die reden de naheffingsaanslag en de beschikking kosten wielklem moeten worden vernietigd.
Het Hof oordeelt hierover als volgt.
Vaststaat dat Stadstoezicht gehandeld heeft in opdracht van de stadsdelen. Stadsdelen kunnen echter noch aan de Gemeentewet noch aan de Verordening, en kennelijk evenmin aan enige andere regeling, regelgevende bevoegdheid ontlenen met betrekking tot de gemeentelijke belastingen, zoals in casu de parkeerbelastingen. Zulks brengt mee dat stadsdelen niet bevoegd zijn te bepalen dat op bepaalde dagen, zoals in casu Hemelvaartsdag, geen parkeerbelasting verschuldigd is. De mededelingen op de stickers en in de locale pers, welke naar 's Hofs oordeel alsdan een uitnodiging inhouden om verschuldigde belasting niet te betalen, zijn verwarrend en misleidend.
6.4.2. Dat belanghebbende in de binnenstad parkeerde en niet in een ander deel van de stad doet aan een en ander niet af. De sticker gelezen hebbende behoefde het voor belanghebbende niet duidelijk te zijn dat de binnenstad voor de parkeerbelastingen niet ook tevens een stadsdeel kon zijn, en kon zij in goed vertrouwen dat in de binnenstad geen parkeerbelasting verschuldigd was haar auto daar parkeren.
De daags voor Hemelvaartsdag in het Stadsblad geplaatste mededeling -waarvan belanghebbende overigens stelt die niet gelezen te hebben- kan verweerder niet baten.
6.4.3. Onder vorengenoemde omstandigheden mocht belanghebbende erop vertrouwen dat zij geen parkeerbelasting verschuldigd was. Dit vertrouwen dient door verweerder te worden gehonoreerd.
De naheffingsaanslag en de beschikking kosten wielklem kunnen mitsdien niet in stand blijven.
7. Proceskosten
Nu het beroep gegrond is acht het Hof termen aanwezig verweerder te veroordelen tot vergoeding van proceskosten op de voet van artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. Gelet op het Besluit proceskosten fiscale procedures wordt de vergoeding berekend op f 177,50 (A1: 1; factor 0,25).
8. Griffierecht
Gezien de hoogte van de naheffingsaanslag en van de kosten wielklem is door belanghebbende ten onrechte f 35 teveel aan de griffier betaald. Dit bedrag dient te worden vergoed.
9. Beslissing
Het Hof
- verklaart het beroep gegrond,
- vernietigt de uitspraak van verweerder,
- vernietigt de naheffingsaanslag en de beschikking kosten
wielklem,
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van belanghebbende tot het beloop van f 177,50 en wijst de gemeente Amsterdam
aan dit bedrag aan belanghebbende te voldoen,
- gelast verweerder van het griffierecht f 45 aan belang-
hebbende te vergoeden, en de griffier f 35.
De uitspraak is vastgesteld op 6 augustus 1999 door
mr. Kwantes, in tegenwoordigheid van mr. Brands als griffier.
De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken.
De voorzitter van de kamer heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.