98/12
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Vierde Meervoudige Belastingkamer
UITSPRAAK
op het beroep van X te Z, belanghebbende,
tegen
een uitspraak van Burgemeester en wethouders van de gemeente P, verweerder.
1. Loop van het geding
Van belanghebbende is ter griffie van het gerechtshof een beroepschrift ingekomen op 5 januari 1998, ingediend door mr. A (...) te Q als zijn gemachtigde, en aangevuld bij brief van 6 mei 1998 van mr. B (hierna: de gemachtigde), kantoorgenoot van mr. A. Het beroep is gericht tegen de uitspraak van verweerder, gedagtekend 17 december 1997, betreffende de op grond van de Wet waardering onroerende zaken genomen beschikking, waarbij de waarde van de onroerende zaak a-straat 1 te R naar de waardepeildatum 1 januari 1995 voor het tijdvak 1 januari 1997 tot 1 januari 2001 is vastgesteld op f 1.142.000. Het bezwaar tegen deze waardevaststelling is bij de thans bestreden uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Het beroep strekt tot vernietiging van de uitspraak, ontvankelijkverklaring van het bezwaar en vermindering van de bij de beschikking vastgestelde waarde tot - naar belanghebbende ter zitting van 9 april 1999 heeft verklaard - f 411.425.
Verweerder heeft een vertoogschrift ingediend en concludeerde tot bevestiging van de uitspraak.
Ter zitting van 26 oktober 1998 van de Vijfde Enkelvoudige Belastingkamer zijn verschenen belanghebbende, zijn echtgenote en de gemachtigde, alsmede namens verweerder C.
Na de zitting heeft verweerder een brief aan het Hof gezonden, gedagtekend 27 november 1998. In deze brief concludeert verweerder tot vernietiging van de uitspraak, ontvankelijkverklaring van het bezwaar en handhaving van de bij de beschikking vastgestelde waarde. Aan het kantoor van gemachtigde is een afschrift van deze brief gezonden, waarop mr. A bij schrijven van 30 december 1998 heeft gereageerd. Van dit schrijven is een afschrift aan verweerder gezonden.
Het lid van de Vijfde Enkelvoudige Belastingkamer heeft de behandeling van het beroep verwezen naar de Vierde Meervoudige Belastingkamer, alwaar het is behandeld ter zitting van 9 april 1999. Ter zitting zijn verschenen belanghebbende, zijn echtgenote en de gemachtigde, alsmede namens verweerder C, tot bijstand vergezeld van D, WOZ-taxateur te S.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. De onroerende zaak a-straat 1 te R betreft een woning met aanbouw, een landbouwschuur, met ondergrond en erf, alsmede vijf percelen grond met de perceelnummers 114, 314, 542, 758 en 955, en een gezamenlijk oppervlak van 24.55.25 ha (hierna: de vijf percelen). Belanghebbende is genothebbende krachtens eigendom en gebruiker van de onroerende zaak.
2.2. Belanghebbende is tevens pachter van drie percelen met de perceelnummers 129, 131 en 143 en een gezamenlijk oppervlak van 10.73.15 ha.
2.3. Belanghebbende heeft in 1996 met het Bureau Beheer Landbouwgronden E te T een overeenkomst gesloten. De overeenkomst, waarin belanghebbende wordt aangeduid als de wederpartij luidt - voor zover thans van belang - als volgt:
" OVEREENKOMST
Ruime jas experiment
(...)
DEEL I: OVEREENKOMSTGEGEVENS
Overeenkomstnummer : 3805 Soort : Overeenkomst
Begindatum : 01-04-1996 Einddatum : 31-12-1999
....
In deze overeenkomst opgenomen beheersobjecten
Nummer Soort
7701 PERCEEL ()
7702 PERCEEL ()
Totale jaarvergoeding gehele overeenkomst (in guldens)
Vergoeding verplichte bepalingen : 46.619,20
Vergoeding facultatieve bepalingen : 0,00
DEEL II: OVEREENKOMSTVOORWAARDEN
De ondergetekenden,
- overwegende dat partijen kennis hebben genomen van het ruime jasplan en dat de wederpartij wil deelnemen aan het experiment "ruime jas-methode" -
komen als volgt overeen:
(...)
Artikel 2
De wederpartij verplicht zich jegens het Bureau een beheer uit te voeren zoals opgenomen in deel III van deze overeenkomst.
Artikel 3.
1. Het Bureau verplicht zich jegens de wederpartij gedurende de periode waarvoor deze overeenkomst is aangegaan tot het betalen van de bedragen zoals opgenomen in deel III van deze overeenkomst.
(...)
In bijzondere gevallen kan op verzoek van de wederpartij het Hoofd Beheer Landbouwgronden een tijdelijke wijziging in de overeenkomst overeenkomen. (...). Een tijdelijke wijziging kan alleen worden overeengekomen indien de bedrijfsvoering ernstig gevaar loopt en de natuurbeschermingsbelangen niet ernstig worden geschaad.
DEEL III BEHEERSOBJECTEN MET BEPALINGEN EN VERGOEDINGEN
Objectnr. : ..01 PERCEEL ()
Oppervlakte : 20.5225 ha
Objectomschrijving
Plan : RUIME JAS (...)
Gebied : RUIME JAS BEHEERSGEBIED (...) (Beheersgebied)(...)
Sectie : P Nummer: 00114-G-0000 7,4680
Nummer: 00119-G-0000 4,2910
Nummer: 00314-G-0000 2,4015
Nummer: 00542-G-0000 4,0870
Nummer: 00758-G-0000 2,2750
(...)
Verplichte bepalingen
Nummer Omschrijving
-----------------------------------------------------------
81 Geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van de topografische kavel- en perceelsstructuur, het micro-relief, de bodemstructuur of het bodemprofiel
82 Geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van de begreppeling of de detailontwatering of leiden tot verlaging van de grondwaterstand c.q. de slootwaterpeilen
83 Geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van de aanwezige landschapselementen, anders dan ten behoeve van het behoud van het element
84 Indien bij aanvraag van een overeenkomst particuliere onderbemaling plaatsvindt dient deze, zolang ze voortduurt, zodanig te geschieden dat in de winter en in het voorjaar (tot 1 juni) de drooglegging niet verder gaat dan de drooglegging van de niet onderbemalen gronden in het peilvak waartoe het perceel behoort
85 Percelen als grasland gebruiken, ter voorkoming van verruiging jaarlijks (bossen) maaien
86 Niet scheuren, frezen en herinzaaien
87 Geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruiken, met uitzondering van pleksgewijze bestrijding van akkerdistel, brandnetel en ridderzuring; gebruik van een veldspuit is niet toegestaan
101 Niet bemesten; niet maaien en weiden van 1 oktober tot 15 juli, na deze periode is maaien en weiden met maximaal 2 ve/ha toegestaan
Vergoeding verplichte bepalingen van dit beheersobject Bedrag (gld)
------------------------------------------------------------------
Beheersvergoeding 44.073,40
---------
Totaal 44.073,40.
Objectnr. : ..02 PERCEEL (...)
Oppervlakte : 1.7500 ha
(...)
Sectie : P Nummer 00131-G-0000 1,7500
Verplichte bepalingen
Nummer Omschrijving
81 (...)
82 (...)
83 (...)
84 (...)
85 (...)
86 (...)
87 (...)
(de omschrijving van de nrs. 81 tot en met 87 luidt als hiervoor; Hof)
99 Niet bemesten en niet maaien van 1 oktober tot 15 juli; in die periode is weiden met maximaal 3 ve/ha toegestaan
Vergoeding verplichte bepalingen van dit beheersobject Bedrag (gld)
-----------------------------------------------------------------
Beheersvergoeding 2.545,80
--------
Totaal 2.545,80.
(...).".
2.4. Bij brief van 6 augustus 1996 is een door beide partijen ondertekend exemplaar van evenvermelde overeenkomst, door de Dienst Landinrichting en Beheer Landbouwgronden van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, aan belanghebbende gezonden. In deze brief is onder andere het volgende opgenomen:
"... Wij zullen er aan werken om de beheersperiode zo te laten verlopen dat u uw overeenkomst zult gaan ervaren als een verbreding op het bedrijf: voor groener ondernemen! ...".
2.5. De percelen waarop de beheersovereenkomst van toepassing is, worden gebruikt voor:
- extensieve begrazing in de periode 15 juli - 1 oktober,
- grasland en
- grond waarop te oogsten zeeasters groeien
3. Geschil
Tussen partijen is in geschil of percelen ten aanzien waarvan de in de beheersovereenkomst opgenomen verplichtingen in acht worden genomen niet meer zijn aan te merken als bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond in de zin van artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet waardering onroerende zaken, gelijk verweerder stelt en belanghebbende betwist.
4. Standpunten van partijen en behandeling ter zitting
Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de stukken van het geding.
Ter zitting van 26 oktober 1998 is hieraan nog toegevoegd door of namens:
belanghebbende:
In eerste instantie is een pro forma bezwaarschrift ingediend, waarna, na ontvangst van het taxatieverslag, in een brief aan de gemeente is gevraagd waarom de grond niet als cultuurgrond is aangemerkt.
verweerder:
Het pro forma bezwaarschrift is wel gekomen, de motivering niet, wel de vraagstelling. Als het bezwaar ontvankelijk is, wil ik nader reageren.
Ter zitting van 9 april 1999 is hieraan nog toegevoegd door of namens:
belanghebbende:
Beheersovereenkomsten als hier in het geding worden door de overheid alleen met agrarische bedrijven gesloten.
Wat ik doe is mede een vorm van agrarisch natuurbeheer; ik word betaald voor de productie van natuur. Door het achterwege laten van allerlei intensieve bewerkingen zoals bemesting, bemaling en beweiding, verschijnen er mooie vogels, planten, zoogdieren, etc. Vroeger boerde ik gewoon: suikerbieten, schapen, koeien, etc. Door de beheers-overeenkomst blijft het agrarische grond, alleen zijn er een aantal beperkingen. Ik bepaal elk jaar wat op welk perceel mag worden gedaan. De werkzaamheden worden door derden verricht. Zij betalen mij voor het gebruik van het land. Er zijn geen contracten met die derden, maar het zijn wel elk jaar dezelfde mensen. Het grasland wordt 1 keer per jaar gemaaid door derden. Het komt ook voor dat ik een perceel grasland een jaar niet laat maaien.
Het hooi gaat naar biologisch-dynamische landbouwbedrijven, dat levert ongeveer f 5.000 op.
Er vindt in de periode juli - oktober extensieve begrazing plaats door dieren van derden, dat levert f 10.000 à f 15.000 op.
De zeeasters kunnen net als spinazie blijvend worden geoogst, het vraagt wel behandeling, maar dat doe ik niet zelf. Het levert mij een positieve opbrengst op.
Er zijn geen percelen die aan de natuur worden prijsgegeven. Het grootste deel van het gebied ligt tegen de vuilnisbelt van de gemeente P, de daardoor plaatsvindende verrijking van de grond kan worden teruggedrongen door een hoge waterstand. Ik pacht grond voor f 50 per ha. De beheersovereenkomst levert mij een rendement van ongeveer f 2.000 per ha. Als er een voor mij voordelige bosbouwregeling komt, zal ik daar gebruik van maken.
Voor de inkomstenbelasting word ik aangemerkt als ondernemer.
verweerder:
De ontvankelijkheid van het bezwaar is geen geschilpunt meer. Ik betwist de hoogte van de door belanghebbende gestelde opbrengsten niet. Als je het omrekent ontvangt hij f 1,50 per koe per dag. De in het taxatierapport vermelde gegevens omtrent de percelen komen uit het kadaster. Als belanghebbende in het gelijk wordt gesteld ga ik ermee akkoord dat de vastgestelde waarde ad f1.100.000 wordt verminderd met de aan de vijf percelen toegekende waarde ad f 730.575, zodat de waarde tot f 411.425 kan worden verminderd. Belanghebbende behoeft niet de dupe te worden van de door ons gemaakte fout 10.000 m2 grond aan de percelen toe rekenen in plaats van - naar later bleek - aan de ondergrond en erf.
5. Beoordeling van het geschil
5.1.1. Ingevolge artikel 18, eerste lid, van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet) wordt de waarde van een onroerende zaak bepaald naar de waarde die de zaak op de waardepeildatum heeft en naar de staat waarin de zaak op die datum verkeert.
5.1.2. Ingevolge artikel 18, derde lid, van de Wet kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld ingevolge welke - voor zover thans van belang - bij de waardebepaling buiten aanmerking wordt gelaten de waarde van onroerende zaken of onderdelen daarvan. De in dit derde lid bedoelde ministeriële regeling is de Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet waardering onroerende zaken. Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van deze regeling wordt bij de bepaling van de waarde buiten aanmerking gelaten de waarde van ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, voor zover die niet de ondergrond vormt van de daarop gebouwde eigendommen.
5.2.1. Uit hetgeen partijen hebben aangevoerd begrijpt het Hof dat tussen partijen niet in geschil is dat beoordeeld naar de toestand op de voor het onderhavige tijdvak van toepassing zijnde waardepeildatum, 1 januari 1995, de vijf percelen waren aan te merken als ten behoeve van belanghebbendes agrarische onderneming geëxploiteerde cultuurgrond. Het bepaalde in voormelde artikelen brengt derhalve mee dat de aan deze percelen toe te kennen waarde bij de waardebepaling buiten aanmerking wordt gelaten, tenzij een in artikel 19 van de Wet bedoelde omstandigheid ten aanzien van de onroerende zaak is opgetreden als gevolg waarvan de vijf percelen niet meer als cultuurgrond in voormelde zin zijn aan te merken.
5.2.2. Voor zover verweerder stelt dat de beheersovereenkomst zelf en dan wel de wijze waarop belanghebbende aan deze overeenkomst uitvoering geeft een zodanige omstandigheid vormt, verwerpt het Hof deze stelling en het overweegt daartoe het volgende.
5.3.1. De beheersovereenkomst wordt - naar vaststaat - uitsluitend gesloten met agrarische ondernemers en legt - naar uit de bepalingen volgt - die ondernemers beperkingen op in hun mogelijkheden de grond te gebruiken. Noch in de tekst van de bepalingen noch in de doelgroep waarvoor zij zijn opgesteld ziet het Hof steun voor de stelling van verweerder dat de beheersovereenkomst meebrengt dat grond waarop die overeenkomst van toepassing is niet langer is aan te merken als ten behoeve van de landbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond. Mede gelet op maatschappelijke ontwikkelingen ten aanzien van de inzichten met betrekking tot exploitatie van gronden, gerelateerd aan wenselijkheden op het vlak van natuur- en milieubeheer, acht het Hof de kennelijke stelling dat bedrijfsmatige exploitatie van de grond niet mogelijk is bij zeer extensief gebruik van die grond niet houdbaar. De omstandigheid dat uit de bepalingen van de beheersovereen-komst voortvloeit dat het bewerken van de grond zoveel mogelijk achterwege wordt gelaten, doet aan een en ander niet af.
5.3.2. Voorts overweegt het Hof dat de uit de beheersovereenkomst voortvloeiende beperkingen er - naar belanghebbende aannemelijk heeft gemaakt - ook feitelijk niet aan in de weg hebben gestaan dat de vijf percelen worden gebruikt voor begrazing, hooiproductie en het oogsten van als groente aan te merken zeeasters. Nu niet in geschil is dat de opbrengst van dit gebruik als opbrengst van belanghebbendes agrarische onderneming moet worden aangemerkt, verwerpt het Hof de stelling van verweerder dat van een bedrijfsmatige exploitatie van de vijf percelen ten behoeve van landbouw geen sprake is. De omstandigheid dat deze opbrengst lager is dan het bedrag van de door belanghebbende ontvangen tegenprestatie voor het in acht nemen van de in de beheersovereenkomst opgenomen bepalingen doet aan het vorenoverwogene niet af, evenmin als de omstandigheid dat belanghebbende met overige activiteiten al dan niet in het kader van zijn agrarische onderneming opbrengsten genereert.
5.4. Het vorenoverwogene voert tot de slotsom dat het beroep gegrond is. Tussen partijen is in dat geval niet in geschil dat de bij de beschikking vastgestelde waarde dient te worden verminderd tot f 411.425.
6. Proceskosten
Nu het gelijk aan belanghebbende is, veroordeelt het Hof, gelet op het bepaalde in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken, de gemeente tot vergoeding van de door belanghebbende gemaakte proceskosten.
Het bedrag van de in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder letter a van het Besluit proceskosten fiscale procedures (het Besluit) opgenomen kosten wordt overeenkomstig het in de bijlage bij het Besluit opgenomen tarief gesteld op: 3,5 (beroepschrift, verschijnen mondelinge behandeling, schriftelijke inlichtingen en verschijnen tweede mondelinge behandeling) x f 710 x 2(wegingsfactor) = f 4.970.
Van overige kosten heeft belanghebbende niet om vergoeding verzocht.
7. Beslissing
Het Hof
- verklaart het beroep gegrond,
- vernietigt de uitspraak waarvan beroep,
- verklaart het bezwaar ontvankelijk,
- vermindert de bij de beschikking vastgestelde waarde tot een waarde van ? 411.425,
- veroordeelt verweerder in de door belanghebbende gemaakte kosten van het geding tot een bedrag van f 4.970 en wijst de gemeente Texel aan dit bedrag aan belanghebbende te voldoen en
- gelast verweerder het gestorte griffierecht ad f 80 aan belanghebbende te vergoeden.
Aldus vastgesteld op 4 juni 1999 door mrs. Kwantes, Onnes en Van Loon, in tegenwoordigheid van mr. Van der Laan als griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken.
De voorzitter van de kamer heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.