in de zaak nr. 0163/97 TC
de dato 24 augustus 1999
1.1. Op 8 augustus 1997 is een beroepschrift ingekomen van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. te Y, belanghebbende, gericht tegen de uitspraak van het hoofd van het Douanedistrict A (hierna: de inspecteur) van 27 juni 1997, nummer ..., waarbij het bezwaar van belanghebbende tegen het in de uitnodiging tot betaling van 16 juli 1996, nr. ..., vermelde bedrag aan douanerechten, groot f 10.079,20, werd afgewezen.
1.2. Van belanghebbende is door de Secretaris een griffierecht van f 150,-- geheven. De inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend. Belanghebbende heeft een conclusie van repliek en de inspecteur een conclusie van dupliek ingediend.
1.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden in raadkamer tijdens de zitting van de Tariefcommissie van 21 april 1998. Daar zijn verschenen namens belanghebbende mr. S en mr. T en namens de inspecteur mr. U en V. De gemachtigde heeft een pleitnota overgelegd en voorgedragen.
2.1. Bij beschikking van 30 december 1988, nr. ...., is met ingang van 1 januari 1989 aan belanghebbende toestemming verleend tot toepassing van de geïntegreerde douaneregeling ten behoeve van onder meer de invoer van goederen; nadien is deze toestemming uitgebreid tot daartoe geautoriseerde X-vestigingen in Nederland. In de bijlage bij die beschikking zijn de algemene bepalingen van de regeling opgenomen; bijlage I bij die bijlage bevat de voor belanghebbende geldende nadere specifieke bepalingen. Deze specifieke bepalingen zijn, voor zover hier van belang, aangepast bij beschikking van 31 augustus 1990, nr. ....
2.2. Belanghebbende houdt in het kader van de toepassing van de geïntegreerde douaneregeling met betrekking tot de door haar ingevoerde goederen een, als "relatiebestand" aangeduid, productenbestand bij. In dit bestand worden van de artikelen het productnummer (12NC/typenr) en de goederencode van het Tarief van invoerrechten (GDT) tot op het 10-cijferig niveau vermeld. Eveneens wordt een technische omschrijving van de goederen, het bedrag van de douanerechten en het BTW-tarief opgenomen. In totaal zijn er ongeveer 250.000 artikelen in het productenbestand opgenomen.
Belanghebbende kent in het productenbestand met betrekking tot de goederencode aan de goederen de status "J", "H" en "B" toe.
De status staat respectievelijk voor:
- door de douane niet betwiste indeling,
- door de declarant met de hand aangebrachte indeling of
de door de ambtenaren aangegeven indeling,
- indeling met bezwaar.
In het productenbestand zijn goederen met de status "N" (= niet gecontroleerd) opgenomen. Zodra aangifte van een zending goederen wordt gedaan, gaat belanghebbende na of het 12NC-nummer in het producten-bestand is terug te vinden. Is de status "J" dan wordt aan het product de desbetreffende goederencode toegekend. Is de status "N", dan tarifeert belanghebbende het product.
Iedere week zendt belanghebbende een opgave van de mutaties in het productenbestand naar de douane.
De douaneambtenaren kunnen facturen, brochures en documenten opvragen; ook kan de douane inzicht verkrijgen in een database met betrekking tot de producten. Eventueel vindt nog overleg plaats tussen de ambtenaren en belanghebbende en vervolgens wordt het productenbestand door de douane en belanghebbende geparafeerd.
2.3. Het onderhavige product met typenr. 12 NC 3222 198 17021 is in 1993 aan het productenbestand toegevoegd en heeft de status "J" gekregen.
2.4. Belanghebbende doet elke maand bij de douane aangifte van in het vrije verkeer gebrachte goederen. In die maandaangiften worden van de in die maand ingevoerde goederen vanuit het productenbestand het 12NC-typenummer, de goederencode en de voormelde status overgenomen.
2.5. De douaneambtenaren hebben een controle op de maandaangiften uitgevoerd. Dit heeft geleid tot de sub 1.1. vermelde uitnodiging tot betaling. De aan de uitnodiging tot betaling ten grondslag liggende beschikking van 12 juli 1996, nummer 46NAV/29, is als volgt gemotiveerd:
"Overwegende, dat in diverse maandaangiften over de jaren 1993, 1994, 1995 en 1996 goederen met 12nc 332219817021 in het vrije verkeer werden aangegeven met betaling van de verschuldigde rechten;
Overwegende, dat tijdens de controle van de maandaangiften is gebleken dat de aangegeven goederencode te weten 8539 90 90 000 001 niet juist is; dit moet zijn 7011 10 90 90;
Overwegende, dat gevolg van deze onjuiste aangifte is dat er meer invoerrecht is verschuldigd;
Overwegende, dat de gegevens benodigd voor vaststelling van de grondslagen in de bijlage zijn opgenomen;
Overwegende, dat de verschuldigde rechten als definitief
zullen worden aangemerkt nadat een administratieve controle is ingesteld door het Douane district A;".
In geschil is:
1. primair of navordering achterwege had moeten blijven, omdat met betrekking tot het onderhavige product de in het kader van de geïntegreerde douaneregeling afgesproken controleprocedure heeft plaatsgevonden,
2. subsidiair of de douane bij de beoordeling van het product voor wat betreft de indeling in het GDT ter gelegenheid van de toevoeging aan het productenbestand een vergissing in de zin van artikel 220, lid 2, letter b, CDW heeft begaan.
Niet in geschil is dat de in de voormelde beschikking toegepaste correctie juist is, evenmin dat de nagevorderde bedragen over 1993 betrekking hebben op de periode ná 12 juli 1993.
4. Het standpunt van belanghebbende
4.1. Alvorens het product in het productenbestand wordt opgenomen, wordt veel aandacht aan de tariefindeling besteed. Er bestaan zeer gedetailleerde procedures voor het aanbieden en verwerken van mutaties in het productenbestand. Volgens de overeengekomen procedure verstrekt belanghebbende elke week een opgave van de mutaties in het productenbestand. Er vindt met betrekking tot de inhoud van het productenbestand wekelijks overleg plaats tussen de douane en belanghebbende. Aan de douane wordt gelegenheid geboden en worden alle middelen ter beschikking gesteld om controle te kunnen uitoefenen. Er is sprake van een continu controleproces van het productenbestand; daartoe is één douaneambtenaar een hele of halve dag per week bij belanghebbende aanwezig.
Het productenbestand is daarom niet aan te merken als slechts een hulpmiddel, waaraan de douane op geen enkele wijze is gebonden; vanwege de samenwerking is te dien aanzien sprake van een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van belanghebbende en de douane. Belanghebbende mag, nu de douane het productenbestand heeft gecontroleerd en mede heeft ondertekend, er op vertrouwen dat ten aanzien van de goederen, waarvan over de indeling in het GDT overeenstemming met de douane bestaat en die de status "J" hebben verkregen, geen navordering zal plaatsvinden. Het is mogelijk dat belanghebbende en douane gezamenlijk tot het inzicht komen dat een bepaalde goederencode dient te worden gewijzigd. Dit inzicht kan evenwel alleen voor de toekomst gelden.
4.2. Bovendien had de inspecteur van de navordering moeten afzien omdat aan het gestelde in artikel 220, lid 2, letter b, van het CDW is voldaan. Dat ondanks alle zorgvuldigheid in voormeld continu controleproces een fout bij de indeling is gemaakt, is gelet op de complexiteit van de materie niet te vermijden. Belanghebbende heeft van haar kant alles gedaan om fouten uit te sluiten. Van de zijde van de douane is met betrekking tot die fout sprake van een vergissing van de ambtenaren, die niet kenbaar voor belanghebbende is geweest. Belanghebbende heeft alles gedaan om aan de voorschriften van de geldende bepalingen inzake de douaneaangiften te voldoen, de douane heeft na controle de goederencode goedgekeurd voor gebruik in de aangifte.
4.3. De visie van belanghebbende wordt ondersteund door de uitspraak van de Tariefcommissie van 11 februari 1997, nr. 0014/95, UTC 1997/20*. Er is in vergelijking met die zaak sprake van een gradueel, niet van een principieel verschil. Zoals uit die uitspraak blijkt, speelt de mate waarin wordt gecontroleerd wel degelijk een rol.
5. Het standpunt van de inspecteur
5.1. Het productenbestand speelt bij de geïntegreerde douaneregeling een belangrijke rol; het gebruik ervan is praktisch bezien een voorwaarde om met vereenvoudigde procedures te kunnen werken. De geïntegreerde douaneregeling, waarbij van geautomatiseerde gegevensverwerkende systemen wordt gebruik gemaakt, gaat uit van een administratieve controle. In de regeling is opgenomen dat, naast de traditionele administratieve controle achteraf, ook administratieve controle direct na vastlegging van de gegevens plaatsvindt, eventueel aangevuld met een steeksproefsgewijze fysieke controle van de goederen.
5.2. De aanduiding van de status "J" in het productenbestand wordt door belanghebbende zelf toegekend. Die toekenning houdt niet in dat de douane dit goed daadwerkelijk zelf heeft gecontroleerd; zij betekent slechts dat de douane niet uitdrukkelijk bezwaar heeft gemaakt tegen de indeling in het tarief door belanghebbende. Het relatiebestand is aan te merken als de bron, waaruit ten behoeve van de te controleren maandaangiften kan worden geput; het is een in de geïntegreerde douaneregeling niet weg te denken hulpmiddel, maar ook niet meer dan dat, voor het doen van de maandaangiften. Toetsing achteraf van die maandaangiften en navordering is derhalve mogelijk.
5.3. Artikel 220, lid 1, van het CDW verplicht de inspecteur om tot invordering over te gaan, in het geval een douaneschuld niet of tot een te laag bedrag is geboekt. Met betrekking tot de verwerking van de maandaangiften is geen sprake van een vergissing van de ambtenaren in de zin van artikel 220, lid 2, letter b, van het CDW.
5.4. In de zaak 0014/95 TC ging het om de administratief gecontroleerde regeling van een FEMAC met maar drie verschillende producten; Daar was regelmatige controle op de indeling van goederen mogelijk.
Bij belanghebbende is sprake van 250.000 verschillende artikelen, die regelmatig van samenstelling en dan ook van indeling veranderen. De genoemde uitspraak is derhalve in het onderhavige geval niet van toepassing.
6.1. In Punt 10 van de bijlage bij de sub 2.1. vermelde beschikking van 30 december 1988 dat betrekking heeft op eisen die aan de administratie van het bedrijf worden gesteld, is onder 10.1 onder meer vermeld:
"Naast de traditionele administratieve controle achteraf, vindt bij een geïntegreerde douaneregeling (op een aantal onderdelen) ook een administratieve controle onmiddellijk na vastlegging van de gegevens (controle à-tempo) plaats, eventueel aangevuld met steekproefsgewijze fysieke controle van de goederen."
6.2. Uit deze passage blijkt dat de toestemming tot toepassing van de geïntegreerde douaneregeling de gebruikelijke controle achteraf uitdrukkelijk niet uitsluit. De bevoegdheid van de inspecteur tot controle van de aangifte is dus door de toepassing van de geïntegreerde douaneregeling geenszins beperkt. De regeling biedt geen steun voor de opvatting dat een uit die controle voortvloeiende correctie uitsluitend gevolgen voor de toekomst kan hebben. De primaire grief van belanghebbende dat, in verband met de toepassing van de geïntegreerde douaneregeling, zij er op mocht vertrouwen dat navordering niet mogelijk zou zijn, moet daarom worden verworpen.
6.3. Niet gesteld of gebleken is dat bij de opneming in het productenbestand het onderhavige product daadwerkelijk is onderzocht. Er is derhalve geen sprake van een als een vergissing in de zin van artikel 220, lid 2, letter b, van het CDW op te vatten actieve gedraging van de ambtenaren.
6.4. Uit al het vorenoverwogene volgt dat de bestreden uitspraak dient te worden bevestigd.
De Tariefcommissie acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 11b van de Tariefcommissiewet.
De Tariefcommissie bevestigt de uitspraak, waarvan beroep.
Aldus gewezen in raadkamer op 24 augustus 1999 door mr. H.M.J.I. Steenbergen, voorzitter, mr. F.H.M. Possen, ondervoorzitter, H.J. Bokhorst, gewoon lid, mr. K. Kooijman, plaatsvervangend lid, mr. J.F.M. Giele, buitengewoon lid, in tegenwoordigheid van mr. M.E. Padt, als secretaris.
De secretaris: De voorzitter:
De beslissing is in het openbaar uitgesproken ter zitting van 4 april 2000.