ECLI:NL:GHAMS:2000:AA7545

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 september 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
98/4230
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. Schaap
  • J. Kwantes
  • M. van Loon
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanwijzing van plaatsen voor parkeerbelasting en de rechtsgeldigheid van naheffingsaanslagen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 15 september 2000, gaat het om een beroep van belanghebbende X tegen een uitspraak van de gemeente P over een naheffingsaanslag parkeerbelastingen. Het beroep is ingediend op 22 september 1998, en betreft een aanslag van f 66,50 die door de gemeente is gehandhaafd. De zaak is behandeld door de Vierde Meervoudige Belastingkamer, waarbij belanghebbende werd vertegenwoordigd door gemachtigde A. De zitting vond plaats op 7 juli 2000, waar ook vertegenwoordigers van de gemeente aanwezig waren.

De kern van het geschil betreft de vraag of de parkeerbelasting op het moment van parkeren verschuldigd was. De auto van belanghebbende werd op 4 december 1997 geparkeerd zonder dat er parkeerbelasting was voldaan. De gemeente had deze datum aangewezen als extra koopavond, waarvoor parkeerbelasting verschuldigd was. Belanghebbende betwistte de rechtsgeldigheid van de naheffingsaanslag, onder andere omdat er geen expliciet aanwijzingsbesluit was genomen voor de parkeerplaats op dat moment.

Het Hof oordeelde dat de Tarieventabel, die onderdeel uitmaakt van de Verordening Parkeerbelastingen, voldoende duidelijkheid bood over de verplichting tot het betalen van parkeerbelasting. Het Hof verwierp de stelling van belanghebbende dat er geen rechtsgeldige aanwijzing was voor de parkeerplaats. Ook de argumenten over de onduidelijkheid van de aanduiding op de parkeermeter werden verworpen. Het Hof concludeerde dat de gemeente op correcte wijze had gehandeld en verklaarde het beroep ongegrond. Tevens werd vastgesteld dat het griffierecht ten onrechte te hoog was vastgesteld en dat het teveel betaalde bedrag aan belanghebbende moest worden terugbetaald.

Uitspraak

98/4230
15 september 2000
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Vierde Meervoudige Belastingkamer
UITSPRAAK
op het beroep van X te Z, belanghebbende,
tegen
een uitspraak van het hoofd belastingen van de gemeente P, verweerder.
1. Loop van het geding
Van belanghebbende is ter griffie van het gerechtshof een beroepschrift ingekomen op 22 september 1998, ingediend door A te U als zijn gemachtigde.
Het beroep is gericht tegen de uitspraak van verweerder met dagtekening 14 augustus 1998 betreffende de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelastingen, aanslagnummer 041297.1926.4418. Het beroep is aangevuld bij brief van 2 december 1998.
De aanslag ten bedrage van f 66,50 is bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.
Het beroep strekt tot vernietiging van de uitspraak en van de naheffingsaanslag.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak.
Ter zitting van 18 augustus 1999 van de Tiende Enkelvoudige Belastingkamer zijn verschenen de vorengenoemde gemachtigde en B namens verweerder.
De gemachtigde heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en overgelegd, waarvan de inhoud als hier opgenomen geldt.
Na de zitting is de behandeling van de zaak schriftelijk voortgezet. Er heeft een briefwisseling plaatsgehad ten aanzien waarvan het bepaalde in artikel 14 en 16 van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken toepassing heeft gevonden. Vervolgens is de zaak ter verdere behandeling overgedragen aan de Vierde Meervoudige Belastingkamer.
Ter zitting van 7 juli 2000 zijn verschenen de gemachtigde van belanghebbene, alsmede namens verweerder B en C.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. De auto van belanghebbende is op 4 december 1997 om circa 19.26 uur geparkeerd aangetroffen bij parkeermeter 232 op de S-laan te P. Belanghebbende heeft aldaar geen parkeerbelasting voldaan.
Op de parkeerplaats bevond zich een parkeermeter met de navolgende tekst:
Van maandag t/m zaterdag 9.00-18.00 uur
Op koopavonden 18.00-21.00 uur
Op door B & W aangegeven
koopzondagen 12.00-17.00 uur.
2.2. In verband met de viering van het Sinterklaas hebben B & W van P onder meer donderdag 4 december 1997 als extra koopavond aangewezen, waarop tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd. Deze aanwijzing vond plaats naar aanleiding van het feit dat de meeste winkeliers van het centrum van Zeist besloten hadden vanwege Sinterklaas hun winkels in de avonduren extra open te stellen.
Het besluit van B & W is bekendgemaakt door mededeling daarvan op 25 november 1997 op de gemeentepagina van de Nieuwsbode, een in P tweemaal per week huis aan huis bezorgde plaatselijke krant.
3. De Verordeningen
3.1. Op 1 september 1991 zijn in de gemeente P van kracht geworden de Parkeerverordening P 1991 en de Verordening Parkeerbelastingen 1991. Op die datum is tevens in werking getreden het besluit van B & W tot aanwijzing van weggedeelten die bestemd zijn of mede bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders en tot aanwijzing van de plaats waar en het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van belasting mag worden geparkeerd (hierna: het Besluit). Blijkens de tekst van het Besluit is de eerstgenoemde aanwijzing gebaseerd op artikel 2, eerste lid van de Parkeerverordening P 1991 en de laatstgenoemde aanwijzing gebaseerd op artikel 10 van de Verordening Parkeerbelastingen 1991.
In het Besluit is de S-laan te P aangewezen voor het parkeren tegen betaling van belasting op grond van artikel 10 van de Verordening Parkeerbelastingen 1991.
3.2. De Verordening Parkeerbelastingen 1991 is -voor zover hier van belang- ingevolge artikel 16, eerste en derde lid, van de hierna te noemen Verordening Parkeerbelastingen 1997,
ingetrokken met ingang van 1 april 1997.
3.3. Op 14 oktober 1996 heeft de raad van de gemeente P de Verordening parkeerbelastingen 1997 (hierna: de Verordening) vastgesteld, welke in werking is getreden op 1 januari 1997.
De Verordening is bekendgemaakt in de Nieuwsbode van 26 november 1996. De Verordening is gewijzigd bij besluit van de raad van de gemeente P van 7 april 1997. Deze wijziging is bekendgemaakt in de Nieuwsbode van 15 april 1997.
3.4. Artikel 2 van de Verordening luidt als volgt:
"Belastbaar feit
Onder de naam 'parkeerbelastingen' worden de volgende
belastingen geheven:
a. een belasting ter zake van het parkeren van een voer tuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de
daarin aangewezen gevallen door burgemeester en wethou ders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;
b. een belasting ter zake van een van gemeentewege ver leende vergunning voor het parkeren van een voertuig op
de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.".
3.5. Artikel 10 van de Verordening luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
"Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen
De aanwijzing van de plaats waar, van het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting (...) mag
worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar
te maken besluit.".
3.6. Na de vaststelling van de Verordening is geen besluit genomen als bedoeld in artikel 10 van de Verordening.
3.7. De Tarieventabel, behorende bij de Verordening, vermeldt onder meer dat het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur aan de S-laan f 0,25 per 8,5 minuut bedraagt.
4. Geschil
Tussen partijen is in geschil of op het tijdstip van parkeren parkeerbelasting verschuldigd was.
5. Standpunten van partijen
Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de stukken van het geding.
Ter zitting van 7 juli 2000 heeft verweerder medegedeeld dat inmiddels een aanwijzingsbesluit op grond van artikel 10 van de Verordening is genomen en gepubliceerd.
Het parkeertarief ter plekke was in de op 1 januari 1997 in werking getreden Verordening f 0,25 per 8,5 minuut en na de wijziging van 7 april 1997 f 0,25 per 10 minuten.
Overigens hebben partijen gepersisteerd bij hun standpunten en daaraan geen nieuwe argumenten toegevoegd.
6. Beoordeling van het geschil
6.1. Belanghebbende stelt onder meer dat een besluit ontbreekt met betrekking tot de plaats waar parkeerbelasting moet worden betaald, en dat de naheffingsaanslag daarom moet worden vernietigd. Het Hof verwerpt belanghebbendes stelling. De Tarieventabel wijst, zoals bij 3.7 is vermeld, de Slotlaan aan als plaats waar voor het parkeren bij parkeerapparatuur parkeerbelasting moet worden betaald. Nu de Tarieventabel blijkens haar bewoordingen en die van artikel 4 van de Verordening, bij de Verordening behoort, en de S-laan als plaats waar parkeerbelasting moet worden betaald aldus -op voorstel van het college van burgemeester en wethouders- is aangewezen door de gemeenteraad, kon en mocht het college van burgemeester en wethouders ervan afzien om van de haar in artikel 10 van de Verordening gegeven bevoegdheid om de S-laan nogmaals aan te wijzen als plaats waar parkeerbelasting moet worden betaald, gebruik te maken. Dat ten tijde van het opleggen van de in het geding zijnde aanslag een aanwijzingsbesluit op grond van artikel 10 van de Verordening ontbrak is mitsdien niet van belang.
Het gelijk is te dezen aan verweerder.
6.2. Belanghebbende heeft voorts gesteld dat de op 7 april 1997 vastgestelde verordening tot wijziging van het tarief onverbindend is omdat deze niet op de juiste wijze is afgekondigd. Deze stelling kan belanghebbende niet baten.
Het gewijzigde tarief voor parkeren aan de S-laan is immers op een lager bedrag vastgesteld dan het tarief volgens de Tarieventabel. Of de wijzigingsverordening in zoverre onverbindend is kan in het midden blijven, nu in dat geval het hogere tarief van de Verordening zou gelden en de aanslag dan eerder te laag dan te hoog zou zijn. Belanghebbende heeft mitsdien geen belang bij zijn stelling.
6.3. Belanghebbende heeft gesteld dat de aanduiding op de parkeermeter, dat op koopavonden van 18.00 tot 21.00 uur parkeerbelasting moet worden voldaan, onvoldoende duidelijk is. Hij voert daartoe aan dat sinds de inwerkingtreding van de Winkeltijdenwet op 1 juni 1996 het begrip 'koopavond' geen juridische betekenis meer heeft. Naar 's Hofs oordeel is het begrip 'koopavond' echter in het maatschappelijk verkeer en naar spraakgebruik voldoende onderscheidend om daarop de heffing van parkeerbelasting af te stemmen.
Zulks geldt zeker voor het onderhavige geval waarin, na een besluit van de winkeliers van het centrum van de gemeente tot extra openstelling van hun winkels in de avonduren vanwege Sinterklaas, het college van burgemeester en wethouders (bij een openbaar gemaakt besluit op grond van artikel 10 van de Verordening) die avonduren heeft aangewezen als extra tijdstippen waarop tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd. De belastingplichtige kan redelijkerwijs niet volhouden dat hij, in een stadscentrum met winkels, er niet van op de hoogte is dat op de avond van het parkeren (4 december) er koopavond is. De omstandigheid dat op de parkeermeter niet wordt vermeld dat er ook extra koopavonden kunnen zijn naast de vaste wekelijkse, doet hieraan niet af.
Belanghebbendes stelling wordt mitsdien verworpen. De omstandigheid dat voor andere tijdstippen (overdag en op gebruikelijke koopavonden) geen besluit door B & W is genomen op grond van artikel 10 van de Verordening doet daaraan niet af.
6.4. Gezien het vorenoverwogene is het gelijk aan verweerder.
7. Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
8. Griffierecht
Door de griffier is ten onrechte f 80 in plaats van f 45 griffierecht in rekening gebracht. Het Hof zal mitsdien de griffier het teveel betaalde griffierecht doen terugbetalen.
9. Beslissing
Het Hof
- verklaart het beroep ongegrond,
- verstaat dat de griffier het teveel betaalde griffierecht ad f 35 aan belanghebbende terugbetaalt.
De uitspraak is vastgesteld op 15 september 2000 door mrs. Schaap, Kwantes en Van Loon in tegenwoordigheid van mr. Van der Merwe als griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken.
Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof
(zie voor het adres de begeleidende brief).
2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat tenminste:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in casatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.