ECLI:NL:GHAMS:2000:AA7625

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 juni 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
98/4647
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. Schaap
  • J. Kwantes
  • M. van Loon
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag op basis van vervuilingswaarde van geloosd afvalwater

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 juni 2000 uitspraak gedaan in een geschil tussen belanghebbende, een onderneming, en Waterschap A, de verweerder. Het geschil betreft de vervuilingswaarde van het door belanghebbende geloosde afvalwater, waarop een aanslag is gebaseerd. Belanghebbende heeft het afvalwater laten bemonsteren en analyseren, maar betwist de juistheid van de analyseresultaten die aan de aanslag ten grondslag liggen. Het Hof oordeelt dat het aan belanghebbende is om de juistheid van haar stelling te bewijzen dat de analyseresultaten niet overeenkomen met de werkelijke vervuilingswaarde. Het Hof overweegt dat de door verweerder aangevoerde mogelijke oorzaken voor de hoge vervuilingswaarde niet onaannemelijk zijn en dat de analyseresultaten mogelijk representatief zijn voor het geloosde effluent. Het Hof concludeert dat niet aannemelijk is gemaakt dat de vervuilingswaarde lager was dan door verweerder is vastgesteld. Daarom wordt het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

98/4647
26 juni 2000
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Vierde Meervoudige Belastingkamer
UITSPRAAK
op het beroep van X te Z, belanghebbende,
tegen
een uitspraak van […] van Waterschap A te B, verweerder.
1. Loop van het geding
[…]
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. […]
2.3. De verordening luidt onder meer als volgt:
" Artikel 2
In deze verordening wordt verstaan onder:
(…)
d. vervuilingswaarde
het aantal vervuilingseenheden dat als basis dient voor de berekening van de aanslag in de heffing;
(…)
Artikel 8
1. Het aantal vervuilingseenheden van zuurstofbindende en andere stoffen van een bedrijfsruimte wordt berekend met behulp van door meting en bemonstering en analyse verkregen gegevens met inachtneming van de in bijlage 1 van deze verordening opgenomen voorschriften.
2. De in het eerste lid bedoelde meting en bemonstering geschieden ieder etmaal van het heffingsjaar, behoudens het bepaalde in het derde lid.
3. Op aanvraag van de heffingsplichtige (...) beslist het dagelijks bestuur dat meting en bemonstering geschieden in afwijking van het bepaalde in het tweede lid.
(…)
In zijn beschikking geeft het dagelijks bestuur in ieder geval voorschriften met betrekking tot:
a. het aantal in het heffingsjaar gelegen, daartoe aangewezen tijdvakken waarin meting en bemonstering geschieden ".
2.4. Op […] heeft verweerder belanghebbende op haar verzoek toegestaan het afvalwater te bemonsteren en analyseren door middel van een beperkt aantal steekmonsters, onder de voorwaarden dat op vooraf vastgestelde dagen 16 representatieve monsters worden genomen, dat de analyseresultaten binnen een maand na afloop van elk kwartaal aan het zuiveringsschap worden toegezonden en dat het zuiveringsschap onverwijld wordt geïnformeerd bij storingen in het bedrijf of in het meet- of bemonsteringssysteem of bij andere afwijkingen die van invloed kunnen zijn op de uiteindelijke gegevens. Belanghebbende heeft de bemonstering en analyse doen uitvoeren door D te F. Ten behoeve van het nemen van monsters is een monsternamepomp aanwezig die op de dag van de monstername gelijktijdig met de effluentpomp dient te werken. Belanghebbende heeft evenwel verzuimd de monsternamepomp tijdig aan te zetten. Niettemin heeft D op zestien dagen een monster genomen en geanalyseerd. De gemiddelde vervuilingswaarde van deze monsters bedroeg 0,1110 vervuilingseenheden per m³. Belanghebbende heeft nadat verweerder daarom had verzocht de analyseresultaten over de periode januari x tot en met eind augustus (x+1) op 2 oktober (x+1) aan verweerder toegezonden.
2.5. […]
3. Geschil
In geschil is de vervuilingswaarde die ten aanzien van belanghebbende in het onderhavige heffingsjaar bij het opleggen van de aanslag in aanmerking moet worden genomen.
4. Standpunten van partijen
Voor de standpunten van partijen verwijst het Hof naar de gedingstukken en de pleitnota’s. Ter zitting is daaraan het volgende toegevoegd.
[…]
5. Beoordeling van het geschil
5.1. Vaststaat dat belanghebbende, daartoe verplicht krachtens de op de voet van artikel 8 van de verordening gestelde voorwaarden, het door haar geloosde afvalwater heeft doen bemonsteren en analyseren. De resultaten van deze in opdracht van belanghebbende uitgevoerde analyses zijn door verweerder aan de bestreden aanslag ten grondslag gelegd. Onder deze omstandigheden is het aan belanghebbende de juistheid aannemelijk te maken van haar stelling dat de bedoelde analyseresultaten niet overeenkomen met de werkelijke vervuilingswaarde van het door haar geloosde afvalwater.
5.2. Belanghebbende heeft daartoe aangevoerd dat de geanalyseerde monsters niet op de juiste wijze zijn genomen, dat geen monsters zijn genomen van het gezuiverde water, maar van nog niet gezuiverd gier, dat de analyses niet maatgevend zijn voor de vervuilingswaarde van het geloosde effluent en dat een door verweerder […] genomen monster een veel lagere vervuilingswaarde te zien geeft dan de door D genomen monsters.
5.3. Verweerder stelt daartegenover
dat belanghebbende in strijd met de hiervoor onder 2.4 vermelde voorwaarden de analyseresultaten over x pas op 2 oktober (x+1) aan het zuiveringsschap heeft toegezonden,
dat belanghebbende ook door D herhaaldelijk op de verhoging van het aantal vervuilingseenheden zou zijn gewezen, dat de analyseresultaten in de eerste maanden van x een redelijk normale vervuilingswaarde te zien gaven,
dat eerst nadien de vervuilingswaarde sterk toeneemt, terwijl mag worden aangenomen dat de monsternameprocedure tussentijds niet is gewijzigd,
dat een medewerker van verweerder op 16 oktober (x+1) heeft geconstateerd dat zowel de beluchtingstank als de slibtank behoorlijk vol zaten en dat de bovenkorst van de slibtank was uitgedroogd,
dat een op die datum genomen monster een zeer hoge CZV-waarde en droogrest had, dat belanghebbende kort na 16 oktober maatregelen heeft getroffen om de kwaliteit van het effluent te verbeteren,
dat vanaf 17 oktober (x+1) de monstername op de juiste wijze plaatsvindt,
dat desondanks het etmaalmonster van 17 op 18 oktober nog een hoge vervuilingswaarde heeft, dat in x en (x+1) met (veel) te grote tussenpozen slib is afgevoerd en dat daarom de zuiveringsinstallatie soms niet en soms onvoldoende functioneerde,
dat gedurende een langere periode een slib/watermengsel is geloosd en
dat de door D berekende analyseresultaten representatief zijn voor het door belanghebbende geloosde afvalwater.
5.4. Het Hof is van oordeel dat hetgeen verweerder heeft aangevoerd over de mogelijke oorzaken van de hoge vervuilingswaarde in de door D in opdracht van belanghebbende genomen en geanalyseerde monsters geenszins onaannemelijk is. Het Hof acht het zeer wel mogelijk dat de analyseresultaten overeenstemmen met de vervuilingswaarde van het door belanghebbende geloosde effluent. Het Hof is dan ook van oordeel dat niet aannemelijk is gemaakt dat de vervuilingswaarde van het door belanghebbende geloosde effluent lager was dan door verweerder aan de bestreden aanslag ten grondslag is gelegd.
5.5. Het vorenoverwogene leidt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is.
6. Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
7. Beslissing
Het Hof verklaart het beroep ongegrond.
De uitspraak is vastgesteld op 26 juni 2000 door mrs. Schaap, Kwantes en Van Loon, in tegenwoordigheid van mr. Van de Merwe als griffier. De uitspraak is op die datum ter openbare terechtzitting uitgesproken.
De voorzitter van de belastingkamer heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).
Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.