ECLI:NL:GHAMS:2000:AA7633

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 juni 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
99/04867
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Boersma
  • mr. Van der Laan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag inkomstenbelasting en investeringsaftrek voor vakantiepark

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 juni 2000 uitspraak gedaan in een beroep van een exploitant van een vakantiepark tegen een uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had in de jaren 1990 tot en met 1993 investeringen gedaan in de inventaris van vakantiebungalows en berekende hierover investeringsaftrek. De inspecteur had de aangifte over 1992 gecorrigeerd, maar na bezwaar deze correctie teruggenomen, wat bij de belanghebbende het vertrouwen wekte dat de inspecteur ook voor latere jaren de investeringsaftrek zou aanvaarden.

Het beroep was gericht tegen de uitspraak van de inspecteur over de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1995, waarbij de inspecteur de aanslag had gehandhaafd op basis van een belastbaar inkomen van f 37.587,-. De belanghebbende stelde dat de aanslag verlaagd moest worden naar f 35.942,-. Tijdens de zitting op 30 maart 2000 zijn de gemachtigde van de belanghebbende en de inspecteur verschenen, waarbij de gemachtigde een pleitnota overhandigde en de inspecteur aanvullende documenten indiende.

Het geschil draaide om de vraag of de investeringen in de inventaris van de vakantiebungalows als bedrijfsmiddelen konden worden aangemerkt, en of de inspecteur het rechtens te honoreren vertrouwen had gewekt dat deze investeringen voor de investeringsaftrek in aanmerking zouden komen. Het Hof oordeelde dat de inspecteur inderdaad het vertrouwen had gewekt dat de investeringsaftrek zou worden aanvaard, en verklaarde het beroep gegrond. De uitspraak van de inspecteur werd vernietigd en de aanslag werd verlaagd. Tevens werd de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende.

Uitspraak

99/04867
19 juni 2000
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Vijfde Enkelvoudige Belastingkamer
UITSPRAAK
op het beroep van X te Z, belanghebbende,
tegen
een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Particulieren/Ondernemingen P, de inspecteur.
1. Loop van het geding
Van belanghebbende is een beroepschrift ontvangen op 10 november 1998, ingediend door A. Het beroep is gericht tegen de uitspraak van de inspecteur met dagtekening 2 oktober 1998 betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1995. Het beroepschrift is aangevuld bij brief van 9 april 1999 van B als gemachtigde.
De aanslag is berekend naar een belastbaar inkomen van f 37.587,- en bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.
Het beroep strekt tot vernietiging van de uitspraak en vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen van f 35.942,-. De inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak.
Met toestemming van de voorzitter van de belastingkamer heeft belanghebbende een conclusie van repliek ingediend. De inspecteur heeft een conclusie van dupliek ingezonden.
Ter zitting van 30 maart 2000 zijn verschenen de gemachtigde, tot bijstand vergezeld van C, alsmede de inspecteur.
De gemachtigde heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en overgelegd, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt. De inspecteur heeft een besluit van de Staatssecretaris van 21 december 1999, DB 1999-2732 M (hof: inmiddels opgenomen in BNB 2000/87 en VN 2000/5.13), overgelegd waarvan de wederpartij kennis heeft kunnen nemen en waarover die zich heeft kunnen uitlaten.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Sinds 1968 drijft belanghebbende een vakantiepark met de naam Bungalow- en Caravanpark Y, aanvankelijk voor eigen rekening. Sinds 15 januari 1990 wordt het vakantiepark gedreven voor rekening van een vennootschap met zijn echtgenote tot welke vennootschap per 1 januari 1994 ook twee dochters zijn toegetreden. Over 1995 waren er gemiddeld 11 werknemers in dienst.
De bedrijfsactiviteiten bestaan uit het gedurende het gehele jaar ter beschikking stellen van 19 vakantiebungalows aan derden en van ruimte voor stacaravans en de bemiddeling bij verkoop/verhuur van vakantiebungalows van derden. De verhuur van de eigen vakantiebungalows is inclusief gebruik van energie, toeristenbelasting en gebruik van een subtropisch zwembad. Voorts biedt belanghebbende tegen afzonderlijke betaling aanvullende diensten als het gebruik van een linnenpakket, midgetgolf, tennisbaan, wasserette en de verkoop van kleine consumpties.
2.2. In de aangiften over 1990 tot en met 1993 heeft belanghebbende terzake van de investering in inventaris van de vakantiebungalows telkenjare investeringsaftrek berekend en de inspecteur heeft deze als zodanig aanvaard. Met betrekking tot 1992 is de gang van zaken als volgt geweest:
- in de aangifte heeft belanghebbende investeringsaftrek berekend over een bedrag van f 58.300,- aan investeringen in inventaris van vakantiebungalows;
- de inspecteur heeft de aangifte op (onder meer) dit punt gecorrigeerd;
- belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt met de volgende bewoordingen
De korrektie op de investeringsaftrek is volgens onze informatie onjuist. Wij verwijzen u hiervoor naar Kamerstuk 15300 en de vakstudienieuws bij art. 61a (waarvan bijgaand een fotokopie).
- de inspecteur heeft op 15 juli 1994 op dit bezwaar uitspraak gedaan met de woorden "De inspecteur heeft besloten aan uw bezwaar tegemoet te komen" en heeft de aanslag verminderd.
In 1994 heeft belanghebbende niet in dergelijke inventaris geïnvesteerd.
2.3. In het jaar 1995 heeft de firma een bedrag van f 36.563,- geïnvesteerd in inventaris van vakantiebungalows. Op 20 april 1998 heeft de inspecteur in aansluiting op telefonisch overleg meegedeeld dat hij de investeringsaftrek op de in 1995 (en 1996) aangeschafte inventaris zou corrigeren.
3. Geschil
In geschil is de vraag of de investering in de inventaris van vakantiebungalows valt aan te merken als een investering in een bedrijfsmiddel welke is bestemd om ter beschikking te worden gesteld aan derden dan wel als een onverbrekelijk deel van woonhuizen.
Subsidiair stelt belanghebbende dat de inspecteur het rechtens te honoreren vertrouwen heeft gewekt dat deze inventaris niet als enig voor de investeringsaftrek uitgesloten bedrijfsmiddel zal worden aangemerkt.
4. Standpunten van partijen
4.1. Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken en de pleitnota.
4.2. Ter zitting heeft de gemachtigde nog verklaard dat bezoekers van buiten het park moeten betalen voor het gebruik van het zwembad; dat ook apart betaald moet worden voor zwemles, wasserette en midgetgolf; dat de folders aangeven dat er sprake is van een pakket van diensten; maar dat huurders alleen van het zwembad gratis gebruik kunnen maken; hij persisteert bij de subsidiaire grief.
4.3. De inspecteur heeft ter zitting nog verklaard dat hij graag duidelijkheid wil over de kwalificatie van de inventaris; dat er geen sprake is van een all-in "vakantiepakket" omdat de vakantiegasten apart moeten betalen voor aanvullende diensten; dat er geen sprake is geweest van een standpuntbepaling; dat hij niet precies weet waarom aan het bezwaar inzake 1992 is tegemoet gekomen maar dat het niet gaat om een standpuntbepaling; dat hij af wil van investeringsaftrek in inventaris in latere jaren.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. Om redenen van proceseconomie zal het Hof zich in deze zaak uitsluitend uitspreken over de subsidiaire grief van belanghebbende.
5.2. In de jaren 1990 tot en met 1993 heeft de inspecteur de terzake van de investering in inventaris van vakantiebungalows berekende investeringsaftrek aanvaard en deze investeringen zijn expliciet vermeld in de aangifte. Voor het jaar 1992 is zulks geschied na het maken van bezwaar door belanghebbende. Gelet op de onder 2.2 weergegeven gang van zaken kan het hof niet anders concluderen dan dat belanghebbende na de uitspraak op het bezwaarschrift kon menen dat de inspecteur zijn standpunt terzake bewust heeft bepaald. De inspecteur heeft dan ook het rechtens te honoreren vertrouwen gewekt dat hij de berekende investeringsaftrek als zodanig zou aanvaarden.
De inspecteur heeft niet gesteld dat er feiten en omstandigheden zijn op grond waarvan belanghebbende kon weten dat hij, de inspecteur, voor ultimo 1995 van dit standpunt zou zijn terug gekomen zodat belanghebbende ook voor dit jaar er op kon vertrouwen dat de aftrek terzake zou worden aanvaard.
Het gelijk is reeds daarom aan belanghebbende zodat de primaire grief van belanghebbende buiten behandeling kan blijven.
6. Proceskosten
Het Hof acht termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken en wel tot een bedrag van f 443,75, zijnde 2,5 x f 710,- x 0,25.
7. Beslissing
Het Hof
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak van de inspecteur;
- vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen van f 35.942,-;
- gelast de inspecteur het griffierecht ad f 80,- aan belanghebbende te vergoeden;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van f 443,75, te betalen door de Staat.
De uitspraak is vastgesteld op 19 juni 2000 door mr. Boersma, in tegenwoordigheid van mr. Van der Laan als griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken.
Het hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).
2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat tenminste:
a- de naam en het adres van de indiener;
b- een dagtekening;
c- een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d- de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt u een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.