ECLI:NL:GHAMS:2000:AA7721
Gerechtshof Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. Dutmer
- A. van der Ouderaa
- Dr. Blokland
- Rechtspraak.nl
Milieuvoorziening en saneringskosten van een vuilstortplaats in het belastingrecht
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 15 februari 2000, staat de vraag centraal of belanghebbende, een besloten vennootschap die samen met vijf dochtervennootschappen een fiscale eenheid vormt, in 1992 een milieuvoorziening mag vormen voor de kosten van sanering van een door haar geëxploiteerde vuilstortplaats. De inspecteur had de navorderingsaanslag vennootschapsbelasting over het jaar 1992 vastgesteld op een belastbaar bedrag van ƒ 16.521.632,--, waarbij hij de milieuvoorziening niet accepteerde omdat deze volgens hem niet voortvloeide uit een op balansdatum bestaande rechtsverhouding. Het Hof oordeelt echter dat de inspecteur ten onrechte deze voorwaarde heeft gesteld. Het Hof stelt vast dat de voorziene kosten van sanering verband houden met de exploitatie van de stortplaats in een periode die aan de balansdatum is voorafgegaan. De kosten van sanering zijn ontstaan uit feiten en omstandigheden die zich in die periode hebben voorgedaan, en er bestond op balansdatum een redelijke mate van zekerheid dat deze kosten zich zouden voordoen. Het Hof oordeelt dat belanghebbende de milieuvoorziening mag vormen, ongeacht het feit dat zij zich de kosten wellicht had kunnen besparen door haar onderneming te staken. De navorderingsaanslag wordt vernietigd, en de inspecteur wordt veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende. Deze uitspraak benadrukt het belang van de toerekening van kosten aan de periode waarin de omzet is behaald, en bevestigt dat toekomstige uitgaven als passiefpost kunnen worden gevormd indien zij hun oorsprong vinden in voorafgaande feiten of omstandigheden.