99/602
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Eerste Enkelvoudige Belastingkamer
PROCES-VERBAAL
van de mondelinge uitspraak in het beroep van de besloten vennootschap X B.V., belanghebbende,
tegen
de uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Grote ondernemingen te P, verweerder, betreffende de naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen voor het tijdvak 1 januari 1998 tot en met 30 september 1998.
Het beroep is behandeld ter zitting van 25 januari 2000.
BESLISSING
Het Hof
- verklaart het beroep gegrond,
- vernietigt de uitspraak waarvan beroep,
- vernietigt de naheffingsaanslag,
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van belanghebbende tot het beloop van f 1.420 en wijst de Staat aan dit bedrag aan belanghebbende te voldoen,en
- gelast verweerder het betaalde griffierecht van f 85 aan belanghebbende te vergoeden.
GRONDEN
1. Feitelijke gronden
Belanghebbende is fabrikant van onder meer vloerbedekkingen en heeft in het onderhavige tijdvak 25 vertegenwoordigers (account managers) in loondienst. Belanghebbende verlangt van de account managers dat zij beschikken over een garage voor opslag van stalen. Van de account managers hebben vijftien een eigen garage al dan niet behorend tot de eigen woning. De overige tien huren een garage. Belanghebbende vergoedt aan de vijftien account managers met eigen garage een bedrag van f 60 per maand. Voor de overigen vergoedt belanghebbende de door hen verschuldigde werkelijke huur die varieert van f 92 tot f 115 per maand. Ten minste 6 x per jaar laat belanghebbende 3 pallets stalen van nieuwe
collecties bij ieder van de account managers bezorgen. Voorts laat belanghebbende met regelmaat losse stalen, displays en klappers bezorgen.
Verweerder heeft de onderhavige naheffingsaanslag ten bedrage van f 10.647 opgelegd voor zover belanghebbende een vergoeding van f 60 per maand betaalt aan de account managers die de tot de eigen woning behorende garage gebruiken ten behoeve van de vervulling van de dienstbetrekking. De naheffingsaanslag is berekend met gebruikmaking van de eindheffingstabel naar het tarief van 100%.
2. Rechtsgronden
2.1. Partijen houdt verdeeld het antwoord op de vraag welke fiscale duiding moet worden gegeven aan de vergoeding voor het gebruik van de tot de eigen woning behorende garageruimte ten behoeve van de vervulling van de dienstbetrekking, welke vraag vervolgens culmineert in de vraag of dat gebruik al dan niet moet worden beschouwd als gebruik van een werkruimte in de zin van artikel 15, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964. Belanghebbende ontkent dat dit laatste het geval is en stelt zich op het standpunt dat sprake is van opbrengst van vermogen als bedoeld in artikel 42a van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Verweerder beroept zich op de Memorie van Toelichting bij het ontwerp van wet waarmede na aanvaarding het begrip "kantoorruimte" in genoemd artikel 15 is vervangen door "werkruimte" (TK 1996-1997, 25051, nr. 3, blz. 38).
2.2. Wanneer een werkgever aan een kennelijke functiegroep van haar werknemers - in casu aan de account managers - de voorwaarde stelt een garageruimte beschikbaar te hebben voor de opslag van demonstratiemateriaal dat de groep nodig heeft voor de uitoefening van zijn dienstbetrekking, en de werkgever voorts daarbij aan een deel van de groep - aan degenen die een opslagruimte moeten huren - de huur vergoedt, is naar het oordeel van het Hof in beginsel ook sprake van huur bij dat deel van de groep dat een vergoeding ontvangt voor de terbeschikkingstelling als opslagruimte van de eigen, al dan niet tot de eigen woning behorende garageruimte. Zulks moet slechts anders worden beoordeeld, indien de terbeschikkingstelling van de garageruimte een ruimer gebruik dan vorenvermelde opslag met zich brengt. Verweerder heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit zich te dezen voordoet.
2.3. Gesteld noch gebleken is dat in de eigen woning van de desbetreffende account managers naast de garage sprake is van andere werkruimte als hierbedoeld. Verweerder heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat de werkzaamheden in de garage meer omvatten dan de opslag van hulpmiddelen voor het elders uitoefenen van de dienstbetrekking door het afleggen van bezoeken bij klanten van belanghebbende, gevestigd in een bepaalde regio. Anders dan verweerder stelt, kunnen als zodanige "meerwerkzaamheden" niet worden beschouwd het enkele sorteren, aanvullen en/of verwisselen van de stalen en het afsluiten van de garage. De wetsgeschiedenis noopt voor een geval als het onderhavige niet tot een ander oordeel. Een en ander brengt mee dat voor hen die vorenbedoelde vergoeding ontvangen voor vermeld gebruik van de tot de eigen woning behorende garage, de vergoeding niet kan worden aangemerkt als een vergoeding van "kosten die verband houden met (...) de werkruimte" in de zin van eerdergenoemd artikel 15, maar moet worden aangemerkt als opbrengst van vermogen. Het beroep is mitsdien gegrond.
3. Nu de uitspraak van verweerder niet in stand blijft, acht het Hof termen aanwezig verweerder te veroordelen in de kosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
Gelet op het Besluit proceskosten fiscale procedures worden de kosten vastgesteld op f 1.420, te weten f 710 x 2 (voor proceshandelingen) x 1 (wegens gewicht).
De uitspraak is op 8 februari 2000 gedaan door mr. Dutmer, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Okhuizen als griffier. De beslissing is op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken.
Hiervan is opgemaakt dit proces-verbaal, ondertekend door het lid van de belastingkamer en de griffier.
Het lid van de belastingkamer heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Vervanging
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht f 150.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere
vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een door de griffier van de Hoge Raad in rekening te brengen griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht brengt de griffier van de Hoge Raad in mindering op het voor beroep in cassatie verschuldigde griffierecht.