arrestnummer
rolnummer 23-003529-99
datum uitspraak 16 mei 2000
tegenspraak
Verkort arrest van het gerechtshof te Amsterdam
gewezen op het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Alkmaar van 9 november 1999 in de strafzaak onder parketnummer 14/010048-99 tegen
[verdachte],
geboren te [...] (Sri Lanka) 1976,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in het huis van bewaring De Weg te Amsterdam.
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 26 oktober 1999 en in hoger beroep van 2 mei 2000.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. Van de dagvaarding is een kopie in dit arrest gevoegd. De inhoud daarvan wordt hier overgenomen.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het zich daarmee niet verenigt.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair is tenlastegelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van het hof is wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte subsidiair is tenlastegelegd, met dien verstande dat
hij op 19 september 1998 in de gemeente Alkmaar opzettelijk [slachtoffer] (zijn zwangere vriendin) van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet meermalen met een mes, in de hals van die [slachtoffer] gesneden, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Hetgeen subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Zoals uit de bewijsmiddelen blijkt, heeft verdachte op 19 maart 1999 tegenover de politie verklaard dat hij zijn vriendin [slachtoffer] een of meerdere malen in haar hals heeft gesneden, met de bedoeling haar te verwonden. Hij wilde haar - aldus zijn verklaring - niet doden.
Door met een mes meermalen in de hals van zijn vriendin te snijden heeft verdachte zich echter welbewust blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] daardoor van het leven zou worden beroofd, hetgeen vervolgens ook is gebeurd.
De strafbaarheid van het feit
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezenverklaarde levert op:
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zijn zwangere vriendin van het leven beroofd door haar meermalen met een mes in de hals te snijden. Het hof rekent het de verdachte bovendien aan dat hij het slachtoffer op geen enkele wijze hulp heeft geboden op het moment dat hij constateerde dat zij nog leefde. Hij heeft haar in die toestand de bosjes ingesleept, haar jas over haar heengelegd en haar vervolgens zonder enige vorm van hulp achtergelaten. Vervolgens is hij begonnen met het uitwissen van sporen die tot zijn aanhouding zouden kunnen leiden, waarna hij (uiteindelijk) naar Frankrijk is gevlucht.
Verdachte heeft door deze levensberoving onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden van het slachtoffer. Bovendien is door deze gebeurtenis de rechtsorde in ernstige mate geschokt.
Uit een de verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 8 maart 2000 blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder terzake van strafbare feiten is veroordeeld.
Bij de beschouwingen heeft het hof het rapport van J.M. Oudejans en M. Drost als psycholoog respectievelijk psychiater verbonden aan het Pieter Baan Centrum van 7 september 1999, alsmede het voorlichtingsrapoort omtrent verdachte opgemaakt door G. Houter, reclasseringswerkster bij Reclassering Nederland, arrondissement Alkmaar op 22 juni 1999 in aanmerking genomen.
Uit de rapportage van Oudejans en Drost is gebleken dat verdachte ten tijde van het hem tenlastegelegde feit niet lijdende was aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis zijner geestvermogens dat dit feit hem niet of in verminderde mate kan worden toegerekend.
Alles overwegende is het hof van oordeel dat alleen een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur, als hierna te melden, passend en geboden is.
Het inbeslaggenomen voorwerp, te weten: een mes, kleur bruin, met opschrift: Drei Ruben, dat volgens zijn mededeling niet aan verdachte toebehoort en waarvan niet kan worden vastgesteld aan wie het toebehoort, dient te worden verbeurd verklaard en is daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van dat voorwerp het bewezenverklaarde is begaan.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte primair tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van ZES JAREN.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Verklaart verbeurd: een mes, kleur bruin, met opschrift: Drei Ruben.
Dit arrest is gewezen door de negende meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. Verheul, Westermann-van Rooyen en Koolschijn, in tegenwoordigheid van Bisschop als griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 mei 2000.