arrestnummer
rolnummer: 23/000514-00
datum uitspraak 26 oktober 2000
tegenspraak
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep ingesteld tegen
het vonnis van de meervoudige kamer van de
arrondissementsrechtbank te Haarlem van 4 februari 2000
in de strafzaak onder parketnummer 15/031005-99,
tegen
[verdachte]
geboren te [plaats] (Suriname) 1969
(gedagvaard als Een Persoon Zich Noemende [naam],
geboren op 5 december 1968)
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd in P.I. Utrecht te Nieuwegein.
Het hoger beroep van de verdachte is blijkens een mededeling ter terechtzitting niet gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep genomen beslissing ten aanzien van het onder 4. ten laste gelegde.
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 21 januari 2000 en in hoger beroep van 20 juli 2000 en 12 oktober 2000.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is - voor zover in hoger beroep aan de orde - ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. Van deze dagvaardingen is een kopie in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlastelegging wordt hier overgenomen.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het zich daarmee niet geheel verenigt.
Naar het oordeel van het hof is wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1., onder 2. primair en onder 3. primair is ten laste gelegd, in dier voege dat hij:
1. op 12 augustus 1999 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon en een bankpas, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij verdachte en/of zijn mededader(s):
- in een aankomsthal op Schiphol op die [slachtoffer] zijn toegelopen en
- tegen die [slachtoffer] hebben gezegd: "Recherche, meelopen" en "Doorlopen" en
- die [slachtoffer] hebben meegedeeld dat hij, [slachtoffer], niet mocht omkijken en
- die [slachtoffer] vervolgens in een auto hebben laten plaatsnemen en
- diens bagage in een andere auto hebben geplaatst en
- naast die [slachtoffer] hebben plaatsgenomen op de achterbank van die auto en
- die [slachtoffer] met een mobiele telefoon hebben geslagen tegen diens hoofd en in de maagstreek en
- tegen die [slachtoffer] hebben gezegd dat hij, verdachte, en zijn mededaders zijn, [slachtoffer], buik wel open zou(den) snijden, en
- die [slachtoffer] hebben gefouilleerd en een portemonnee uit de binnenzak van die [slachtoffer] hebben gehaald;
2. op 12 augustus 1999 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van enig goed, toebehorende aan die [slachtoffer], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s):
- in een aankomsthal op Schiphol op die [slachtoffer] zijn toegelopen en
- tegen die [slachtoffer] hebben gezegd: "Recherche, meelopen" en "Doorlopen" en
- die [slachtoffer] hebben meegedeeld dat hij, [slachtoffer], niet mocht omkijken en
- die [slachtoffer] vervolgens in een auto hebben laten plaatsnemen
- diens bagage in een andere auto hebben geplaatst en
- naast die [slachtoffer] hebben plaatsgenomen op de achterbank van die auto en
- die [slachtoffer] met een mobiele telefoon hebben geslagen tegen diens hoofd en in de maagstreek en
- tegen die [slachtoffer] hebben gezegd dat hij, verdachte, en zijn mededaders zijn, [slachtoffer], buik wel open zou(den) snijden, en
- nadat hij, verdachte, en zijn mededaders de bankpas en de telefoon van die [slachtoffer] hadden afgenomen tegen die [slachtoffer] hebben gezegd: "Geef je pincode anders schieten we je voor je kop" en dat hij, [slachtoffer], het (de pincode) maar beter kon zegen anders zouden ze hem weer gaan slaan;
3. op 11 oktober 1999 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een koffer en een stuk handbagage, toebehorende aan [familie], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- hard op voornoemde [slachtoffer 2] zijn toegelopen en
- die [slachtoffer 2] hebben toegeroepen: "Blijf staan, ik moet met je praten. Als je niet blijft staan ga ik schieten" en
- op hetzelfde ogenblik hebben doen voorkomen alsof hij, verdachte, of zijn mededader(s) een (vuur)wapen in zijn/hun jaszak verborgen hield(en) waarvan de loop op hem, [slachtoffer 2], gericht was en
- zich hebben opgesteld om die [slachtoffer 2] heen en om die [slachtoffer 2] heen zijn gaan lopen om aldus die [slachtoffer 2] in te sluiten en vervolgens die [slachtoffer 2] zijn genaderd waarbij hij, verdachte, en zijn mededaders dreigend naar die [slachtoffer 2] hebben gekeken, waarna en tengevolge waarvan die [slachtoffer 2] de koffer en de handbagage op de grond heeft neergezet en heeft achtergelaten.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Hetgeen onder 1., 2. primair en 3. primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
t.a.v. het onder 1. bewezenverklaarde:
diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
en t.a.v. het onder 2. en 3. bewezenverklaarde:
afpersing door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld en meerdere afpersingen met (bedreiging met) geweld. Op zeer gewelddadige wijze hebben de verdachte en zijn mededaders het slachtoffer [slachtoffer] op Schiphol opgepikt en meegenomen in een auto, waar zij hem hebben geslagen en bedreigd en zijn bankpasje en zijn mobiele telefoon hebben gestolen. Vervolgens hebben de verdachte en zijn mededaders dit slachtoffer, onder hernieuwde dreiging met geweld, zijn pincode afhandig gemaakt en zijn zij met het gestolen bankpasje en de afhandig gemaakte pincode geld gaan 'pinnen'.
Ook het slachtoffer [slachtoffer 2] is door de verdachte en zijn mededaders op Schiphol zodanig bedreigd dat hij de bagage van zijn neef, die hij op dat moment bij zich had, aan de daders heeft afgegeven door deze op de grond te zetten en weg te lopen.
De slachtoffers hebben van dit alles niet alleen materiële schade ondervonden; de ervaring leert dat slachtoffers van misdrijven als de bewezenverklaarde nog lange tijd psychische schade kunnen ondervinden.
Het hof rekent de verdachte de bewezenverklaarde feiten extra zwaar aan, nu uit deze feiten in samenhang met de rest van het dossier naar voren komt dat de verdachte in betrekkelijk korte tijd een aantal keren - zodat het lijkt op een regelmatige bezigheid - zich heeft bezig gehouden met het met geweld beroven of afpersen van passagiers op de luchthaven Schiphol, met name passagiers die arriveren vanuit Suriname.
Dit alles in aanmerking genomen komt alleen een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur in aanmerking.
Blijkens een mededeling d.d. 12 oktober 2000 van de beheerder van het Justitieel Documentatieregister is de verdachte nog niet eerder voor het plegen van een strafbaar feit veroordeeld.
Het inbeslaggenomen voorwerp te weten:
- een mobiele telefoon Panasonic
dat aan verdachte toebehoort, dient te worden verbeurd verklaard en is daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot dat voorwerp het bewezenverklaarde is begaan.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straffen zijn gegrond op de artikelen 24, 33, 33a, 57, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voor zover in hoger beroep aan de orde - en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1., 2. primair en 3. primair ten laste gelegde feiten zoals hierboven omschreven heeft begaan.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1., 2. primair en 3. primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd
van 4 (VIER) JAAR.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Verklaart verbeurd:
een mobiele telefoon Panasonic.
Gelast de teruggave van een agenda aan de verdachte.
Dit arrest is gewezen door de derde meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. Van Hartingsveldt, Splinter-van Kan en Swart, in tegenwoordigheid van mr. Groenendaal als griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 oktober 2000.