arrestnummer
rolnummer 23-000407-00
datum uitspraak 30 november 2000
tegenspraak
Verkort arrest van het Gerechtshof te Amsterdam
gewezen op het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de meervoudige strafkamer van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam van 25 januari 2000 in de strafzaak onder parketnummer 13/047697-99 tegen
[verdachte],
geboren te Amsterdam op 19 juni 1963,
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in Penitentiaire Inrichting Lelystad te Lelystad.
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 11 januari 2000 en in hoger beroep van 6 juli 2000 en 16 november 2000.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals op de terechtzitting in hoger beroep van 6 juli 2000 op vordering van de advocaat-generaal gewijzigd. Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd. De inhoud daarvan wordt hier overgenomen.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het zich daarmee niet verenigt.
Naar het oordeel van het hof is wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 primair is tenlastegelegd, met dien verstande dat:
-ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde-
hij op 14 augustus 1999 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, die [slachtoffer] met een revolver een kogel in de onderbuik heeft geschoten, welke vorenomschreven poging tot doodslag werd gevolgd en vergezeld en voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een poging tot afpersing, bestaande die poging tot afpersing hierin dat hij, verdachte, met een zwarte integraalhelm op zijn hoofd een filiaal van de Gamma, gevestigd [adres] te Amsterdam, is binnengegaan en een revolver zichtbaar in zijn hand heeft gehouden en heeft getoond aan en heeft gericht op een of meer personeelsleden van bovengenoemd winkelbedrijf, ondermeer [slachtoffer] en [slachtoffer], en daarbij heeft gezegd: “Kluis open” en “Sleutel kluis, kluis openmaken” en “Geld, geld, ik wil geld zien” en “Dit is een overval”, althans woorden van gelijke aard of strekking, en welke poging tot doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit gemakkelijk te maken;
-ten aanzien van het onder 2 primair tenlastegelegde-
hij op 14 augustus 1999 te Amsterdam in een filiaal van de Gamma, gevestigd [adres], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld personeelsleden van bovengenoemd bedrijf te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, toebehorende aan Intergamma B.V, met een zwarte integraalhelm op zijn hoofd bovengenoemd winkelfiliaal is binnengegaan en een revolver zichtbaar in zijn hand heeft gehouden en heeft getoond aan en heeft gericht op een of meer personeelsleden van bovengenoemd winkelbedrijf, ondermeer [slachtoffer] en [slachtoffer] en daarbij heeft gezegd: “Kluis open” en “Sleutel kluis, kluis openmaken” en “Geld, geld, ik wil geld zien” en “Dit is een overval”, althans woorden van gelijke aard of strekking, en vervolgens [slachtoffer] in de onderbuik heeft geschoten, tengevolge waarvan de liesslagader van die [slachtoffer] werd geraakt en een darm van die [slachtoffer] is doorboord.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Hetgeen onder 1 en 2 primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
-ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde-
poging tot doodslag, gevolgd, vergezeld en voorafgegaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit gemakkelijk te maken;
-ten aanzien van het onder 2 primair bewezenverklaarde-
poging tot afpersing.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
De op te leggen straf en maatregel
De rechtbank heeft verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes jaar. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd de verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negen jaar.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft een poging gedaan om een filiaal van de Gamma te overvallen. Hierbij is hij op zeer gewelddadige wijze opgetreden door in koele bloede, van een korte afstand, een werknemer van de Gamma, [slachtoffer], neer te schieten toen die [slachtoffer] vanuit de kelder de trap op was gekomen naar boven, op het tumult af. Het slachtoffer is levensgevaarlijk gewond geraakt en heeft enige spoedoperaties moeten ondergaan. Daarnaast heeft hij, toen hij neergeschoten op de grond lag, in doodsangst verkeerd door de dreiging die van de verdachte uitging. De kogel heeft [slachtoffer] in zijn buik geraakt. Het slachtoffer zal nog geruime tijd –de kogel bevindt zich nog steeds in zijn lichaam- last hebben van de psychische en lichamelijke nadelige gevolgen van het handelen van verdachte.
Ook voor de andere werknemers die aanwezig waren in de Gamma is dit een traumatische gebeurtenis geweest, waardoor het merendeel van hen zich onder psychologische behandeling heeft moeten stellen. Te verwachten valt dat ook zij nog geruime tijd de nadelige gevolgen van het handelen van verdachte zullen ondervinden.
De bewezenverklaarde feiten rechtvaardigen een gevangenisstraf van lange duur.
Voorts rekent het hof het de verdachte zwaar aan dat hij de feiten heeft gepleegd gedurende een proefverlof van de Dr. van Mesdagkliniek, waar hij verbleef in het kader van een terbeschikkingstelling. Verdachte mocht voor het eerst zonder begeleiding met proefverlof en heeft door zijn handelen op ernstige wijze het vertrouwen beschaamd dat in hem was gesteld.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 24 oktober 2000 is verdachte reeds eerder veroordeeld voor het plegen van gewelds- en vermogensdelicten, onder meer tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen van aanzienlijke duur.
Het hof heeft acht geslagen op de -zich in het persoonsdossier bevindende- uitgebrachte psychologische en psychiatrische rapportages betreffende verdachte. Deze rapportages zijn lang geleden (1990) opgemaakt en hebben betrekking op door de verdachte in het verleden gepleegde feiten. Aangezien er geen nieuwe psychologische of psychiatrische rapportage is opgemaakt naar aanleiding van de onderhavige feiten, heeft het hof geen volledig inzicht in de huidige geestestoestand van verdachte. De bewezenverklaarde feiten en de psychologische en psychiatrische rapportages geven het hof aanleiding de verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te achten ten aanzien van de onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde feiten.
Al het bovenstaande in overweging nemende, acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negen jaar passend en geboden.
De inbeslaggenomen voorwerpen, te weten hetgeen is vermeld op de als bijlage 1 aangehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder de nummers 1 tot en met 13, dienen te worden onttrokken aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen de feiten zijn begaan en de gezamenlijkheid van deze voorwerpen van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Met betrekking tot de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten hetgeen is vermeld op de als bijlage 1 aangehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder de nummers 14 tot en met 16, zal het hof de teruggave aan [slachtoffer] gelasten.
Met betrekking tot het inbeslaggenomen voorwerp, te weten hetgeen is vermeld op de als bijlage 1 aangehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder nummer 17, zal het hof de teruggave aan verdachte gelasten.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36b, 36c, 45, 57, 287, 288 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
De vorderingen tot schadevergoeding
[benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2], [benadeelde partij 3] (die zich niet in eerste aanleg heeft gevoegd als benadeelde partij), [benadeelde partij 4], [benadeelde partij 5], [benadeelde partij 6], [benadeelde partij 7] (die zich niet in eerste aanleg heeft gevoegd als benadeelde partij), allen domicilie kiezende op het adres van Intergamma B.V, afdeling Beveiliging, [postbus], [adres], rekeningnummer [nummer], vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger], gemachtigde, hebben zich als benadeelde partijen in deze strafzaak gevoegd en een vordering tot vergoeding van geleden schade tot een bedrag van ƒ 58.750,- (bestaande uit ƒ 10.550,- per benadeelde partij voor de benadeelde partijen [benadeelde partijen 1, 2 en 3],
ƒ 8.050,- voor de benadeelde partijen [benadeelde partijen 4 en 5] en ƒ 5.500,- per benadeelde partij voor de benadeelde partijen [benadeelde partijen 6 en 7]) ingediend.
Goedhart Bouwmarkt Amsterdam B.V, gevestigd te [adres] [vestigingsplaats], [postbus], bankrekeningnummer [nummer], vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger], heeft zich als benadeelde partij in deze strafzaak gevoegd en een vordering tot vergoeding van geleden schade tot een bedrag van ƒ 197.196, 37 ingediend.
[slachtoffer], wonende te [woonplaats], [adres], rekeningnummer [nummer], heeft zich als benadeelde partij in deze strafzaak gevoegd en een vordering tot vergoeding van geleden schade tot een bedrag van ƒ 39.104,- ingediend.
De verdachte heeft de vorderingen van de benadeelde partijen ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep betwist.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] zal tot een bedrag van ¦ 10.104,- worden toegewezen, nu aannemelijk is dat door hem tengevolge van het onder 1 bewezenverklaarde schade is geleden en wel tot dat bedrag, bestaande uit ƒ 104,- voor geleden materiële schade en bij wijze van voorschot ƒ 10.000,- voor geleden immateriële schade.
Voor het overige zal het hof de benadeelde partij [slachtoffer] niet ontvankelijk verklaren in de vordering tot schadevergoeding, nu deze niet van zo eenvoudige aard zijn dat deze zich leent voor behandeling in het strafgeding.
[benadeelde partijen 3 en 7], die zich eerst in hoger beroep als benadeelde partij hebben gevoegd, dienen in hun vorderingen niet ontvankelijk te worden verklaard, aangezien voeging voor het eerst in hoger beroep niet mogelijk is.
Voorts zal het hof zal de overige benadeelde partijen niet ontvankelijk verklaren in de vorderingen tot vergoeding van geleden schade terzake van de onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde feiten, nu deze niet van zo eenvoudige aard zijn dat deze zich lenen voor behandeling in het strafgeding.
De beslissing
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 primair tenlastegelegde feiten, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 primair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van NEGEN JAAR.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer hetgeen is vermeld op de als bijlage 1 aangehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder de nummers 1 tot en met 13.
Gelast de teruggave van hetgeen is vermeld op de als bijlage 1 aangehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder de nummers 14 tot en met 16 aan [slachtoffer].
Gelast de teruggave van hetgeen is vermeld op de als bijlage 1 aangehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder nummer 17 aan verdachte.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [woonplaats], [adres], rekeningnummer [nummer], ¦ 10.104,- (tienduizend honderd en vier gulden), vermeerderd met de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Veroordeelt de verdachte om voormeld bedrag aan de voornoemde benadeelde partij te betalen.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet ontvankelijk in haar vordering.
Verklaart de benadeelde partijen [benadeelde partijen 1, 2, 3, 4, 5,6 en 7] en Goedhart Bouwmarkt Amsterdam B.V. niet ontvankelijk in hun vorderingen.
Dit arrest is gewezen door de derde meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. Van Hartingsveldt, Splinter-van Kan en Van Wijnen-Vergeer, in tegenwoordigheid van Marsé als griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 30 november 2000.
Mrs. Splinter-van Kan en Van Wijnen-Vergeer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.