in de zaak nr. 0115/97 TC
de dato 7 november 2000
1.1. Op 23 mei 1997 is een beroepschrift ingekomen van A te B, ingediend namens de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. te Y, belanghebbende. Het beroep is gericht tegen de uitspraak van het hoofd van het Douanedistrict Z (hierna: de inspecteur) van 11 april 1997, waarbij het bezwaar van belanghebbende tegen de uitnodiging tot betaling met betrekking tot de hierna te omschrijven goederen werd afgewezen.
1.2. Van belanghebbende is door de Secretaris een griffierecht van f. 150,-- geheven. De inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
1.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden in raadkamer tijdens de zitting van de Tariefcommissie van 26 mei 1998. Daar zijn verschenen namens belanghebbende A, en namens de inspecteur mr. B. en C.
1.4. In verband met de gewijzigde samenstelling van de Tariefcommissie heeft op 3 oktober 2000 een nieuwe mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden. Partijen zijn daar niet verschenen.
2.1. Op 3 februari 1997 heeft belanghebbende bij de douaneambtenaren (de ambtenaren) te Y onder nummer 0000...... een aangifte ten invoer tot verbruik gedaan van goederen van oorsprong en herkomst uit China, in de aangifte omschreven als:
"BENODIGDHEDEN VOOR GEZELSCHAPSSPELLEN"
De aangegeven tariefpost is post 9504 90 90 van het gemeenschappelijk douanetarief (het GDT), voor welke post ten tijde van de invoer een douanerecht gold van 3,9 % van de douanewaarde.
De goederenomschrijving van de bij de aangifte overgelegde factuur luidt:
"TOYS
KASSAGELD PLAY MONEY SET
(BENODIGDHEDEN VOOR GEZELSCHAPSSPELLEN)".
2.2. Op 4 februari 1997 hebben de ambtenaren de goederen grondig opgenomen en de aangegeven tariefpost, in afwijking van de aangifte, gewijzigd in post 9503 90 99 van het GDT; voor deze post gold ten tijde van de invoer een douanerecht van 5,6% van de douanewaarde (4,7% in het kader van het Algemeen Preferentieel Systeem).
2.3. Het door de inspecteur overgelegde monster bestaat uit een kartonnen blisterverpakking, met daarin in afzonderlijke vakjes Nederlandse bankbiljetten bestaande uit coupures in fantasiekleuren met afmetingen van 8 bij 4 cm, alsmede een aantal munten van kunststof met als opschrift "speelgeld", in waarde variërend van 5 cent tot 5 gulden. In de verpakking zijn voorts een aantal cheques gevoegd en een panda betaalpas.
In geschil is of de onderwerpelijke goederen moeten worden ingedeeld onder post 9503 90 99 van het GDT, zoals de inspecteur voorstaat, dan wel onder post 9504 90 90, hetgeen belanghebbende bepleit. Genoemde posten luiden als volgt:
Post 9503 90 99
"9503 Ander speelgoed; modellen op schaal en dergelijke modellen voor ontspanning, ook indien bewegend; puzzels van alle soorten:
(...)
9503 90 - ander:
(...)
- - - van metaal:
(...)
9503 90 99 - - - van andere stoffen"
Post 9504 90 90
"9504 Artikelen voor gezelschapsspellen, daaronder begrepen spellen met motor of met drijfwerk, biljarten, speciale tafels voor casinospellen en automatische bowlinginstallaties:
(...)
9504 90 - andere:
(...)
9504 90 90 - - andere ".
Voor de beslechting van dit geschil zal de Tariefcommissie ook Aantekening 3 op Hoofdstuk 95 in haar beschouwingen betrekken. Deze tekst luidt als volgt:
"Met inachtneming van het bepaalde in aantekening 1 hiervoor, worden delen en toebehoren waarvan kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor de artikelen bedoeld bij dit hoofdstuk, ingedeeld als deze artikelen".
4. Het standpunt van belanghebbende
4.1. In 1994 is in overleg met de toenmalige douanepost Hilversum de indelingsproblematiek van het onderhavige product besproken. De douane heeft toen per fax bevestigd dat deze producten, welke worden gebruikt als wisselgeld bij speelgoedkassa's, moeten worden ingedeeld als benodigdheden voor gezelschapsspellen onder post 9504 90 90 van het GDT. Daarna heeft de douane regelmatig bij de inklaring deze indeling gevolgd.
4.2. De gewijzigde indeling, post 9503, is in strijd met eerder van de bevoegde instantie verkregen informatie. Behalve als wisselgeld voor speelgoedkassa's zijn er, afhankelijk van de eigen fantasie van kinderen, nog legio andere gebruiksmogelijkheden. De symbolen en namen op de producten worden alleen gebruikt om ze voor inkopers en consumenten aantrekkelijker te maken. De opmaak en de omschrijving van het product is niet altijd maatgevend voor het gebruik ervan.
5. Het standpunt van de inspecteur
5.1. Het feit dat er wellicht voor deze producten aangiften ten invoer zijn aanvaard onder post 9504, houdt niet vanzelfsprekend in dat ook latere aangiften onder dezelfde tariefpost moeten worden ingedeeld. Het is vaste rechtspraak dat elke aangifte een op zichzelf staand belastbaar feit vormt, tenzij bijzondere omstandigheden een inbreuk op dit beginsel wettigen, hetgeen in casu niet het geval is. De voorwaarden waaronder ten aanzien van douanerechten van navordering kan worden afgezien, zijn limitatief in artikel 220, lid 2, letter b, van het Communautair douanewetboek (het CDW) opgesomd. Gesteld noch gebleken is dat aan deze voorwaarden is voldaan.
5.2. Een tariefinlichting heeft slechts rechtskracht indien dit is gegeven in de vorm van een bindende tariefinlichting (BTI). In het onderhavige geval is voor deze producten geen BTI afgegeven.
5.3. De door belanghebbende geschetste gebruiksmogelijkheden, die legio zouden zijn, bevestigen de mening dat de goederen moeten worden ingedeeld onder post 9503 (ander speelgoed) en niet onder post 9504, welke post ziet op gezelschapsspellen met een competitief karakter, derhalve een post met een beperkte gebruiksmogelijkheid. De onder punt 13 van de GS-Toelichting (IDR) op post 9504 genoemde speelpenningen zien op penningen die gebruikt worden in automaten en niet op speelgoed dat gebruikt wordt voor allerhande spellen. De goederen zijn met toepassing van indelingsregel 1 onder post 9503 ingedeeld, zodat verzocht wordt de uitspraak te bevestigen.
6.1. Uit de opsomming van artikelen in de GS-Toelichting (IDR) bij post 9504 blijkt dat met een gezelschapspel in de zin van deze post wordt bedoeld een spel met het karakter van een wedstrijd, dat met meer deelnemers wordt gespeeld. Weliswaar lenen de geldstukken zich er voor om door meer deelnemers te worden gebruikt, doch zij voldoen niet aan de eerst genoemde eis. Het product kan als toebehoren van speelgoedkassa's, winkeltjes en dergelijke worden aangemerkt. Het heeft daarom het wezenlijke karakter van speelgoed van opvoedkundige aard en dient derhalve met toepassing van aantekening 3 op Hoofdstuk 95 onder post 9503 90 99 van het GDT te worden ingedeeld. De bestreden uitspraak dient derhalve te worden bevestigd.
De Tariefcommissie acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 11b van de Tariefcommissiewet.
De Tariefcommissie bevestigt de uitspraak, waarvan beroep.
Aldus gewezen in raadkamer op 7 november 2000 mr. F.H.M. Possen, voorzitter, mr. J.J.A.M. Kennis, lid, en mr. M.J. Kuiper, plaatsvervangend lid, in tegenwoordigheid van mr. M.E. Padt als secretaris.
De secretaris: De voorzitter:
De beslissing is in het openbaar uitgesproken ter zitting van 7 november 2000.