ECLI:NL:GHAMS:2001:AB0967
Gerechtshof Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- mr. Boersma
- Vrouwenvelder
- Rijkels
- Rechtspraak.nl
Belastingaanslag en bewijsvoering bij omzetberekening in raamprostitutie
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 26 februari 2001, ging het om een belastingaanslag opgelegd aan X B.V. voor het jaar 1995. De belanghebbende, die onder de handelsnaam A 30 kamers exploiteerde in de raamprostitutie, had een omzet van f 684.575,- opgegeven, gebaseerd op dagstaten. De inspecteur van de Belastingdienst had echter een theoretische omzet berekend van f 1.642.500,-, uitgaande van een daghuur van f 150,- voor 365 dagen, en later aangepast naar f 1.095.000,- rekening houdend met een onderbezetting van 33,3%. De belanghebbende kon zijn omzet niet voldoende onderbouwen, wat leidde tot een verhoging van het belastbare bedrag door de inspecteur.
Tijdens de zitting op 8 mei 2000 verklaarde D, de directeur/aandeelhouder van de belanghebbende, dat de huur per kamer f 125,- was, maar hij kon deze stelling niet onderbouwen met bewijsstukken. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende niet had aangetoond dat de theoretische omzetberekening onjuist was en dat de aftrek van bepaalde kosten terecht was geweigerd wegens gebrek aan bewijs. Het Hof vond dat de belanghebbende geen nadere onderbouwing had gegeven voor zijn stellingen over huurvrije dagen en betalingen voor exploitatierechten.
De uitspraak van het Hof was mondeling en werd op dezelfde dag gedaan. Tegen deze mondelinge uitspraak was geen beroep in cassatie mogelijk, maar partijen konden verzoeken om een schriftelijke uitspraak. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de inspecteur de aangegeven omzet en het belastbare bedrag terecht had verhoogd. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. Trippert, en is vastgelegd in een proces-verbaal.