ECLI:NL:GHAMS:2001:AB1615

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 april 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00/1389
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Dutmer
  • J. van Schaik
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

De vraag of overdraagbare zakelijke goodwill bestaat bij de verkoop van een eenmanszaak aan een BV

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 27 april 2001, staat de vraag centraal of er sprake is van overdraagbare zakelijke goodwill bij de verkoop van een eenmanszaak aan een besloten vennootschap (BV). De belanghebbende, een BV, heeft de onderneming van A gekocht, die eerder als eenmanszaak opereerde. A, de directeur en enig aandeelhouder van de BV, had een succesvolle werkwijze ontwikkeld voor het monteren van videobeelden, maar het Hof oordeelt dat de overwinstcapaciteit van de onderneming sterk afhankelijk is van de persoonlijke kwaliteiten van A. Het Hof concludeert dat er geen bewijs is geleverd dat er een zelfstandig functionerende organisatie of een opgebouwde naam en faam is die losstaat van A.

De inspecteur van de Belastingdienst had een aanslag vennootschapsbelasting opgelegd aan de BV, waarbij hij de afschrijving van goodwill en de dotatie van een stamrechtverplichting niet volgde. De belanghebbende stelde dat de overwinstcapaciteit van de onderneming tot zakelijke goodwill leidt, maar de inspecteur betwistte dit en stelde dat de persoonlijke capaciteiten van A de doorslag gaven. Het Hof oordeelt dat de persoonlijke kennis en kunde van A niet overdraagbaar zijn en dat er geen sprake is van zakelijke goodwill, maar van persoonsgebonden goodwill.

Het Hof verklaart het beroep van de belanghebbende ongegrond en oordeelt dat de inspecteur gelijk heeft. Tevens zijn er geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling van de inspecteur. De uitspraak is gedaan door mr. Dutmer, lid van de belastingkamer, in aanwezigheid van mr. Van Schaik als griffier. De mondelinge uitspraak is ter openbare zitting gedaan en kan binnen vier weken schriftelijk worden verzocht om vervanging door een schriftelijke uitspraak.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Eerste Enkelvoudige Belastingkamer
PROCES-VERBAAL
van de mondelinge uitspraak in het beroep van de besloten vennootschap X B.V. te Y, belanghebbende,
tegen
de uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Ondernemingen P, de inspecteur, gedagtekend 28 februari 2000, betreffende de ten name van belanghebbende opgelegde aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 1995.
Het beroep is behandeld ter zitting van 13 april 2001.
Beslissing
Het Hof verklaart het beroep ongegrond.
Gronden
1. A, directeur en enig aandeelhouder van belanghebbende, was van 1 januari 1990 tot en met 30 november 1993 als technicus in loondienst werkzaam bij B. Daarna, van 1 december 1993 tot 1 juli 1995, dreef A in de vorm van een eenmanszaak een onderneming. De eenmanszaak is op 1 juli 1995 verkocht aan belanghebbende.
2. De activiteiten van A en vervolgens van belanghebbende bestaan voornamelijk uit het monteren van videobeelden. A heeft zich een werkwijze met betrekking tot de te hanteren apparatuur eigen gemaakt die hem in staat stelt om die werkzaamheden zeer efficiënt uit te voeren. De grootste opdrachtgever van A en vervolgens belanghebbende is het Actualiteiten Centrum van B. Voorts worden opdrachten voor onder meer een omroep uitgevoerd. Belanghebbende maakt tegen betaling gebruik van de faciliteiten van B. A c.q. belanghebbende hebben alleen in 1995 personeel in dienst gehad. De werknemers deden min of meer hetzelfde werk als A. Zij genoten een lagere beloning dan A.
3. Ter zake van de verkoop van de eenmanszaak aan belanghebbende heeft A in zijn aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1995 een uit goodwill bestaande stakingswinst van ƒ 185.000, verminderd met de stakingsvrijstelling ad ƒ 20.000, aangegeven. Hiervoor en voor de stand van de oudedagsreserve heeft A een stamrecht ad ƒ 178.161 bedongen bij belanghebbende. Bij het opleggen van de onderwerpelijke aanslag vennootschapsbelasting heeft de inspecteur de afschrijving van de goodwill van ƒ 18.500 en de dotatie stamrechtverplichting van ƒ 5.345 niet gevolgd. De aanslag is opgelegd naar een belastbaar bedrag van ƒ 7.535. De inspecteur heeft de aanslag bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.
4. In geschil is of ter zake van de verkoop van A’s eenmanszaak aan belanghebbende zakelijke goodwill is overgedragen, hetgeen belanghebbende stelt en de inspecteur bestrijdt. Ter zitting hebben partijen verklaard dat de door de inspecteur aangebrachte correctie met betrekking tot de stamrechtdotatie kan vervallen ingeval het Hof beslist dat het gelijk aan belanghebbende is.
5. Namens belanghebbende is ter zitting verklaard dat A vervangbaar is en dat anderen de machine net zo goed als A kunnen bedienen, zij het dat A een eventuele vervanger de kneepjes van het vak zou moeten leren. Voorts is namens haar verklaard dat de overwinstcapaciteit van de onderneming tot zakelijke goodwill leidt, net zoals dat bij medische specialisten het geval is.
6. De inspecteur heeft gesteld dat de persoonlijke capaciteiten, de ervaring, de naamsbekendheid en de persoonlijke contacten van A voorop staan in zijn beroepsuitoefening, dat opdrachtgevers en cliënten A juist daarom benaderen, dat de kennis en kunde die A heeft verworven niet in korte tijd te leren zijn, dat van een (kantoor)organisatie geen sprake is en dat niet is gebleken dat, zoals belanghebbende heeft gesteld, derden bereid zouden zijn om voor de door A ontwikkelde methode van werken te betalen. Voorts heeft de inspecteur ter zitting verklaard dat in de praktijk is gebleken dat A de onderneming zonder de hulp van personeel kan drijven.
7. Uit hetgeen partijen aldus hebben aangevoerd, leidt het Hof af dat, voor zover met betrekking tot de door belanghebbende van A gekochte onderneming sprake is van een als goodwill aan te merken overwinstcapaciteit, deze overwinstcapaciteit afhankelijk is van de kunde en de kennis van A. Naar het oordeel van het Hof is van de zijde van belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een min of meer zelfstandig fungerende (kantoor)organisatie, dan wel van een opgebouwde naam, faam en netwerk, waaraan los van de persoon van A in het economische verkeer waarde kan worden toegekend. Onder die omstandigheden is van overdraagbare zakelijke goodwill geen sprake, maar slechts van persoonsgebonden en niet overdraagbare goodwill, zodat het gelijk aan de inspecteur is.
8. Het Hof acht geen termen aanwezig voor de veroordeling van inspecteur in de proceskosten van belanghebbende als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
De uitspraak is gedaan op 27 april 2001 door mr. Dutmer, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Van Schaik als griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken. Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, door het lid van de belastingkamer en de griffier ondertekend.
Het lid van de belastingkamer heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm.
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak is een griffierecht verschuldigd. Na het verzoek tot vervanging ontvangt U van de griffier een nota griffierecht.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.